© Ernie114

In november vorig jaar interviewde ik één van mijn buren, anoniem, want je weet maar nooit. Waarom? Omdat we het zat waren dat niemand echt leek te horen wat we meemaakten. Jarenlange overlast van mishandeling, drugsdeals en nachtelijke feestjes vrat aan ons. En als je dan bij instanties aanklopt, krijg je vooral veel begrip en weinig actie. We zaten met onze handen in het haar, murw en moedeloos. Dat interview was voor ons geen roep om hulp, maar een poging om te laten zien: hé, dit gebeurt dus echt. En we zijn niet de enigen. Ik herkende elk woord van haar verhaal alsof het over mij ging, want dat ging het ook. Inmiddels is er gelukkig iets in beweging gekomen. En daarom willen we, samen, vertellen hoe dat allemaal tot stand kwam.

Eerst even ons verhaal in een notendop. Zeven jaar geleden kregen we nieuwe buren. We woonden allebei nog niet zo lang in ons appartement, dus hoopten we op een frisse, fijne start. Maar al snel sloeg de sfeer om. De mishandelingen begonnen vrijwel meteen, en geloof me, dat ging door merg en been. Niet alleen de vrouw en het kind moesten het ontgelden, ook de honden. Alsof dat nog niet genoeg was, werd ons trappenhuis al snel een inlooproute voor hun klanten. Die stonden soms gewoon bij ons aan de deur omdat ze bij het verkeerde huis aanbelden. Later kwamen de feestjes. Nachtenlang keiharde muziek, geschreeuw, geklapper met deuren. Elke keer als we de politie belden, werd het ineens akelig stil. Alsof ze precies wisten wanneer ze moesten stoppen. En dan stonden wij daar weer, als ‘die zeurende buren’. Op een gegeven moment verschoof het dealen naar buiten op straat. Er kwam een politie-inval, maar er werd niets gevonden. Toch leek het daarna even rustiger… alsof ze hun kaarten beter gingen spelen. Maar dat het tijdelijk was, voelden we aan alles.

We hebben jarenlang alles geprobeerd. Melden en nog eens melden. Bij de politie, de dierenpolitie, de woningbouw. We kregen steeds hetzelfde antwoord: “Blijf vooral melden.” Maar verder gebeurde er niets. Of beter gezegd: er was volgens hen gewoon niet genoeg om iets te doen. Ondertussen hielden wij het nauwelijks nog vol. Ik zocht wanhopig naar woningruil, mijn buurvrouw smeekte de woningbouw om een ander huis, een beetje ademruimte. Maar we kwamen geen steek verder. En terwijl buitenshuis het leven doorging, takelde onze gezondheid langzaam af. Paniekaanvallen, constante stress, altijd op je hoede; je lichaam staat non-stop in de overlevingsstand. Tot er ineens een beetje licht leek te komen: hij vertrok naar een nieuwe vriendin en nam de honden mee. Wat een verschil. Eindelijk rust. Behalve natuurlijk op die dagen – en nachten – dat hij weer terugkwam om daar te slapen. Dan voelde het meteen alsof alles weer opnieuw begon.

En toen gebeurde er deze week iets wat bijna als een wonder voelde. Opeens stonden er beneden verhuiswagens. Daar stond hij: de man die eerder vertrokken was, nu bezig om het huis leeg te halen. Van zijn broer, die er nog woonde, geen enkel spoor. Binnen een paar dagen was het hele appartement leeg. Althans, op de enorme bende in het trappenhuis en op de galerij na. En toen kwam het moment dat alles ineens heel echt werd: een grote poster achter het raam. Het huis, zo stond er, was gesloten op bevel van de burgemeester. Opiumwet. Te gevaarlijk om iemand binnen te laten, minimaal een paar weken hermetisch dicht. En alsof het een slechte grap was, lagen er ook flyers in onze brievenbussen. Of we vooral vreemde zaken willen blijven melden. Dat leverde nog een schamper lachje op. Zeven jaar lang deden we niet anders. Maar tegelijk: dit was het bewijs. Er is dus wél iets gebeurd. En hoewel hij nog vrij rondloopt, voelen we voor het eerst dat er misschien echt iets verandert.

Wat dit voor ons betekent? Rust. Of in elk geval: een beetje ademruimte. Voor het eerst in jaren hoeven we niet meer op te schrikken van voetstappen op de galerij, hoeven we niet meer te fluisteren in onze eigen woonkamer uit angst dat er weer iets escaleert. Maar tegelijk is het niet alsof alles ineens weg is. De stress zit diep. Vertrouwen in instanties? Dat heeft een flinke deuk opgelopen. Toch voelt het alsof we eindelijk gehoord zijn, al heeft het zeven jaar moeten duren. En misschien is dat wel waarom we dit verhaal samen wilden vertellen. Niet alleen omdat het nu ‘goed’ lijkt te komen, maar vooral omdat niemand zou moeten volhouden in zo’n uitzichtloze situatie. Wij deden dat, omdat we geen andere keuze hadden. En als er iets uit deze hele nachtmerrie komt, dan hopen we dat het is dat er sneller geluisterd wordt. Niet pas als de poster op het raam hangt.
Voor nu genieten we van de stilte. Van het feit dat we ramen open kunnen zetten zonder gegil, gestamp of de geur van wiet die naar binnen waait. Dat we weer een boek kunnen lezen, of een nacht doorslapen zonder wakker te schrikken. Het zijn de kleinste dingen die ineens groots voelen.

Benieuwd naar het eerdere interview met mijn buurvrouw? Je leest het >hier<.