Werken in de kinderopvang

Gisteren kopten meerdere nieuwsplatforms dat het kabinet goedkopere kinderopvang doorzet, ondanks dat er nu al een tekort is van 6000 werknemers. Naar verwachting loopt dat in 2033 op tot maar liefst 42.000 werknemers. Het vorige kabinet zag om die reden af van de plannen, maar het huidige kabinet vindt dat een tekort geen reden is om hiervan af te zien en zij reserveren daarvoor 2,9 miljard euro. De overgang zal niet zonder slag of stoot gaan. Er bestaat een kans dat de vraag naar opvang zal stijgen, waardoor er in eerste instantie prijsstijgingen en langere wachtlijsten volgen. Daarna wordt de opvang voor alle werkende ouders bijna gratis. Momenteel maken 911.00 kinderen gebruik van de opvang. Dat aantal zal flink toenemen. Om het tekort aan werknemers op te vangen, komt het kabinet met maatregelen, zoals een subsidieregeling en door medewerkers te vragen om meer te werken. Susan werkt al jaren in de kinderopvang en heeft haar twijfels bij deze plannen.

Susan werkt bewust als flexwerker. “Ik wil er voornamelijk zijn voor de kinderen. Om die reden heb ik dit beroep gekozen. Ik wil daar geen extra taken bij zoals observaties bijhouden, oudergesprekken, et cetera, wat ten koste gaat van de tijd met de kinderen. Het is vaak meer administratie, dan daadwerkelijk werken met de kinderen.”
Als flexer werkt Susan zowel met baby’s en dreumesen, als met peuters.
“De kinderen komen tussen 7.30 uur en 9 uur binnendruppelen. Ze mogen dan even vrijspelen. De dag bestaat verder uit meerdere eetmomenten inclusief handen en gezichtjes wassen, alles klaarzetten en weer opruimen, afwassen, kringetjes met de peuters, kinderen verschonen of mee naar het toilet, kinderen laten slapen inclusief om- en weer aankleden, wassen draaien, de groep opruimen en schoonhouden, vuilnis wegbrengen, overdracht met de ouders, laatste keer opruimen en de boel afsluiten. We schrijven belangrijke dingen van de dag in een digitaal logboek, maken foto’s en sturen deze via het ouderportaal door.
Tussendoor spelen wij met de kinderen, dat doen wij zoveel mogelijk buiten. We bieden ook veel activiteiten aan die wij van tevoren bedenken en uitwerken. Daar werk je thuis alvast aan, zoals voorbereidingen of alvast knutselwerken uitproberen. De collega’s die vast op de groep staan, hebben bepaalde doelen met zowel individuele kinderen als de groep, waarvoor ook weer bepaalde activiteiten vereist zijn.”

Kortom een volle dag, die altijd wel gevuld is. Het klinkt als een geoliede machine, maar Susan en haar collega’s lopen daarbij ook tegen zaken aan.
“Het is de bedoeling om de zelfstandigheid van de kinderen te vergroten. Dat doen wij bijvoorbeeld door degene die dat al enigszins kunnen zelf hun broodjes te laten smeren, of zichzelf laten omkleden voor het slapen. Helaas lukt dat niet altijd. Als we bijvoorbeeld een drukke groep hebben, juist omdat de kinderen hier in veel gevallen nog begeleiding bij nodig hebben. Als je een grote baby- en dreumesgroep zelf aan de slag laat gaan, kan er chaos ontstaan.”
De druk die op Susan en haar collega’s komt te staan, is soms erg groot.
“Ik ben zelf een vaste inval op onze locatie, maar er wordt veel van je gevraagd. Bijvoorbeeld pittige groepen, bestaande uit veel kleintjes die allemaal aandacht vragen. Ik snap het financiële plaatje, maar er wordt van bovenaf niet gekeken naar hoe het gaat op de groep voordat er weer een kindje bij komt. De dynamiek verandert daardoor constant. Natuurlijk is er een doorstroming van baby’s naar peuters, maar ik heb tegenwoordig het idee dat kinderen beter gebaat zijn bij meer één op één aandacht. Dat zie je bijvoorbeeld bij de baby’s. Ouders nemen hun kindje zodra deze huilt bij zich en wiegen hun baby of dreumes dan in slaap. Begrijpelijk, maar voor ons lastig om meerdere baby’s in slaap te wiegen, terwijl je nog veel meer baby’s, dreumesen en andere taken op de groep hebt die ook om aandacht vragen. Omdat je een enorme verantwoordelijkheid draagt voor kleine kinderen, vind ik dat soms lastig. Je wilt elk kind de zorg en aandacht geven die het nodig heeft, maar we rennen daardoor wel de benen uit ons lijf.”

Bij de kinderopvang is het verplicht om een bepaald aantal medewerkers per aantal kinderen op de groep te hebben. Dit levert weleens problemen op.
“We worden ingepland naar wat nodig is, maar als er bijvoorbeeld zieken zijn wordt er geschoven met kinderen van de ene naar de andere groep. Dat lossen wij zo veel mogelijk zelf op, of we kijken of er nog een inval geregeld kan worden. Wij hebben twee stamgroepen waar ouders voor getekend hebben: één vaste groep en een noodgroep. We maken ook weleens mee dat groepen moeten sluiten vanwege ziekte en we geen medewerkers achter de hand hebben. Wat ook veel voorkomt is dat iedereen toch weer extra gaat werken of meer uren dan afgesproken draait. De flexers springen vaak bij op andere vestigingen om daar het tekort op te vangen, waardoor de flexpool vaak leeg is.”
Ik vroeg Susan of zij vindt dat zij voldoende wordt beloond voor de verantwoordelijkheid die zij heeft.
“Dat vind ik lastig om te zeggen. Wij zijn onmisbaar voor de ouders en dragen de verantwoordelijkheid voor hun kinderen. Wij doen er alles aan om aan hun vragen te voldoen, we zijn de hele dag druk bezig met alle dagritmes en dergelijke van de kinderen, we hebben veel taken eromheen en springen bij waar nodig.”

Het kabinet ziet graag dat medewerkers nog meer gaan werken. Wat vind Susan daarvan?
“Ze hebben denk ik geen flauw benul wat het werk inhoudt en hoe het nu al gaat. Dat is simpelweg niet haalbaar. Iedereen werkt al zoveel als ze kunnen en vaak ook nog extra uren door uitval, gesprekken met de ouders of verzorgers, overleg en trainingen, of ze blijven langer omdat het nog te druk is op de groep. Het goedkoper maken is een mooi streven, maar de vraag zal enorm toenemen, en personeel om dit op te vangen is er nu al niet. Je hebt ook veel meer ruimtes nodig om aan de vraag te voldoen, en ook daar zijn nu geen mogelijkheden voor. Onze ruimtes puilen al uit.”
Ondanks de hoge werkdruk en de extra werkdruk, haalt Susan gelukkig nog wel veel voldoening uit haar werk.
“Als ik zie dat de kindjes een fijne dag hebben, lekker in hun vel zitten, iets geleerd hebben en plezier hebben gehad, dan maakt dat mijn dag goed. Of een fijn contactmoment met de ouders, ook dat maakt veel goed. Maar het mooiste blijven de lachjes en knuffels van de kinderen. Heerlijk!”

In het voorjaar gaat het kabinet meer concrete maatregelen bekendmaken. Susan en haar collega’s werken tot die tijd vol goede moed door. Zij hopen dat dit kabinet ook de praktijkervaring mee gaat nemen in hun plannen, zodat er straks een haalbaar en goed plan komt te liggen, dat niet ten koste zal gaan van de zorg voor de kinderen. Want juist die zorg en aandacht is waar zij zich iedere dag weer volledig voor inzetten.