Toen ik in februari het besluit nam om een korte serie te schrijven over het gevangeniswezen, kon ik niet vermoeden waar deze zoektocht mij uiteindelijk naartoe zou leiden. Wat begon als een idee, groeide uit tot een diepgaande reis langs verhalen, perspectieven en maatschappelijke vraagstukken die me op onverwachte manieren raakten en verrijkten.
Mijn oorspronkelijke motivatie was persoonlijk: mijn vader werkte al sinds mijn kindertijd als gevangenisbewaarder. Daardoor kwam ik al vroeg in aanraking met de realiteit achter de gevangenismuren. Waar veel mensen vooral denken in termen van daders en straf, leerde ik dat gevangenen – ondanks hun fouten – ook gewoon mensen zijn. Mensen met een vaak heftig verleden, pijn, spijt, dromen en soms ook hoop. Ik wilde via deze serie laten zien hoe het gevangeniswezen veel meer is dan wat we vaak op het nieuws of in films te zien krijgen.
Daarnaast wilde ik belichten hoe het huidige politieke klimaat en het publieke debat rond criminaliteit en strafrecht zelden bijdragen aan een werkelijk veiligere samenleving. Integendeel: korte termijn-oplossingen, populistische retoriek en verhard beleid lijken vaak vooral symbolisch, zonder oog voor de menselijkheid en de lange termijngevolgen.
Maar tijdens het schrijven ontdekte ik dat dit onderwerp nog veel gelaagder is dan ik had gedacht. Ik sprak met verschillende mensen die in aanraking zijn gekomen met het gevangeniswezen en delicten. Wat naar voren kwam, was een systeem dat op veel vlakken onder druk staat, waarin idealisme en realiteit voortdurend botsen. De verhalen waren soms schrijnend, soms hoopgevend, maar altijd menselijk en indringend.
In dit afsluitende artikel blik ik daarom terug op wat ik heb geleerd en welke vragen blijven hangen. Want als het gevangeniswezen een spiegel is van onze maatschappelijke waarden, dan is het belangrijk om goed te kijken naar wat die spiegel ons eigenlijk laat zien.
Ik begon de serie met een interview met Frans Douw, een voormalig gevangenisdirecteur met een sterke focus op herstel in plaats van straf. Na een turbulente jeugd werkte hij in jeugdinstellingen, gevangenissen en de forensische psychiatrie. Nu, als gepensioneerde, blijft hij actief via onder andere zijn stichting Herstel en Terugkeer, de Prisonshow-podcast, en zijn boek “Het zijn mensen, het verhaal van een gevangenisdirecteur”.
Douw pleit al zijn hele carrière voor een mensgerichte benadering van gedetineerden, waarbij naast de dader ook de familie, slachtoffers en samenleving worden betrokken. Volgens hem ontstaat criminaliteit vaak vanuit trauma, onbegrip en een gebrek aan verbinding. Hij stelt dat vooroordelen en angst in de maatschappij zorgen voor een harde publieke opinie, terwijl er weinig kennis is over hoe het gevangenissysteem werkelijk functioneert.
Hij bekritiseert de geslotenheid van het gevangeniswezen, de rol van media en politiek in negatieve beeldvorming, en het gebrek aan transparantie. Ook benoemt hij structurele problemen zoals personeelstekort, cellentekort en het afbreken van sociale re-integratiemogelijkheden, mede door strengere wetten zoals de aangepaste voorwaardelijke invrijheidsstelling (v.i.).
Tot slot uit hij zorgen over de groeiende steun voor repressieve maatregelen, maar spreekt ook hoop uit voor een toekomstige verandering, gedreven door nieuwe generaties. Tot die tijd blijft hij zich inzetten voor een rechtvaardiger systeem.
Daarna had ik een gesprek met Joel Ricardo. Hij is oprichter van Ricardo Jeugdhulp en hij deelde op social media het succesverhaal van een 14-jarige jongen die ondanks een verleden vol problemen nu weer goed functioneert in de samenleving. Joel benadrukt dat negatieve verhalen vaak de media domineren, terwijl succesverhalen onderbelicht blijven. Gedreven door zijn geloof en ervaring in de kerk, besloot Joel jongeren te gaan begeleiden. Zijn organisatie helpt jongeren met forensische problematiek, thuiszitters en jongeren zonder perspectief, waarbij er veel aandacht is voor emotieregulatie en preventie van escalatie.
Joel gelooft sterk in het betrekken van het netwerk rondom een jongere, zoals ouders, scholen en coaches, en ziet zichzelf als een soort “grote broer” die ook na het officiële hulptraject bereikbaar blijft. Hij waarschuwt voor de verleidingen van snel geld en criminaliteit, vooral bij jongeren zonder toekomstperspectief. De rol van social media en muziek is hierin volgens hem groot en vaak negatief.
Toch blijft Joel hoopvol en wil hij de jeugdhulp menselijker maken. Zijn missie: jongeren oprecht helpen door de juiste begeleiders te koppelen aan de juiste jongeren. “Passende zorg begint met de juiste match”, is dan ook het motto van Ricardo Jeugdhulp.
Leroy van der Hurk vertelde in het interview dat ik met hem had over zijn detentieverleden, maar ook zijn veerkracht en hoe hij zijn leven honderdtachtig graden heeft weten te draaien. Hij is bekend van het EO-programma Hel of Hotel en heeft een bewogen leven achter de rug. Op jonge leeftijd kwam hij in een weeshuis terecht en hij raakte door het opgelopen trauma verslaafd aan drugs, wat uiteindelijk leidde tot een gevangenisstraf. Een psychose na een overdosis, veroorzaakt door het gebruik van onder meer DMT, bleek uiteindelijk het keerpunt in zijn leven. Hij belandde in een gesloten psychiatrische inrichting en hij besefte dat hij zijn leven radicaal moest veranderen.
Na zijn herstel behaalde Leroy een HBO-diploma en ging hij werken in de ouderenzorg. Ondanks scepsis uit zijn omgeving bewees hij zichzelf door zijn werk, muziek en inzet voor jongeren. Zo keerde hij zelfs terug naar de jeugdgevangenis waar hij zelf ooit zat, nu als begeleider. Ook zette hij projecten op zoals ‘Ruwe Diamant’ en een sociaal initiatief bij een voetbalclub waarin jongeren via koken structuur en verantwoordelijkheid leren.
Samen met zijn vader richtte hij Dementie Preventie op, een online platform om ouderen in beweging te houden. Zijn toekomstplannen zijn groots: hij werkt aan een tv-format over dementie, treedt op in het theater en als de Ritmische Dichter, en blijft zich onvermoeibaar inzetten voor jongeren die op een kruispunt in hun leven staan.
Leroy’s grootste drijfveer is zijn zoon. Ondanks obstakels zoals afwijzing door een werkgever na het tv-programma, blijft hij hoopvol en vastberaden. Zijn boodschap: ieder mens heeft de kracht om te veranderen, als je maar kiest voor je eigen pad en anderen durft te inspireren met je verhaal.
Alle drie de voorgaande interviews hebben een diepe indruk op mij gemaakt, maar wie mij het meest geraakt heeft is Loes Soepnel-van Liere. Loes verloor op tragische wijze haar echtgenoot Niek, die op 28 januari 2011 – haar verjaardag – door zijn zoon om het leven werd gebracht. De zoon, Loes’ stiefzoon, leed aan schizofrenie en was verslaafd aan drank en drugs. Hij kreeg drie jaar cel en tbs met dwangverpleging. Sindsdien zet Loes zich onvermoeibaar in om nabestaanden van geweldsdelicten zichtbaarheid en een stem te geven.
In het interview vertelt Loes openhartig over haar liefde voor Niek, de moeilijke periode met haar stiefzoon, en de onmacht die ze ervaart vanwege het gebrek aan informatie en inspraak bij beslissingen over zijn behandeling en verlof. Zo hoorde ze pas achteraf over transmuraal verlof, en zelfs over een ontsnapping, waardoor haar gevoel van veiligheid ernstig werd aangetast. Ze pleit dan ook voor meer betrokkenheid van nabestaanden bij tbs-zaken.
Ondanks alles is Loes niet haatdragend. Ze begrijpt dat haar stiefzoon ziek is, en heeft hem in Lourdes vergeven. Niet voor de daad, maar vanwege de ziekte. Ze wil wél dat hij passende behandeling krijgt, mede omdat ze vreest dat hij nog altijd gevaarlijk is.
Loes haalt kracht uit haar herinneringen aan Niek, haar werk, lotgenotencontact, en haar deelname aan cursussen van Gevangenenzorg Nederland, waarin ze gevangenen en tbs’ers confronteert met de impact van hun daden. Daarmee hoopt ze meer slachtofferbewustzijn te creëren. Ook wist ze Niek’s dierenartsenpraktijk voort te zetten, iets waar ze trots op is.
Ze is lid van de Federatie Nabestaanden Geweldslachtoffers en medeoprichtster van de groep ‘Dijken van Wijven’, waarin vijf vrouwen en lotgenoten steun en kracht bij elkaar vinden. Haar verhaal laat zien hoe groot het gemis is, maar ook hoeveel liefde, kracht en doorzettingsvermogen iemand kan bezitten.
Tijdens mijn onderzoek naar het gevangeniswezen raakte ik steeds dieper betrokken bij de verhalen achter de gevangenismuren. Maar pas toen ik Loes sprak, begon ik te beseffen dat er een hele andere kant van het verhaal is, één die vaak onbesproken blijft. Haar verhaal opende mijn ogen voor iets waar we in media en politiek opvallend weinig aandacht aan besteden: de positie van slachtoffers en nabestaanden.
Na het interview hielden we contact. Loes wees me op twee aangrijpende boeken: ‘What the f*ck’ van Saskia Wolters en ‘Mam, ik bel je zo terug’ van Wanda Beemsterboer. Twee rauwe, eerlijke verhalen die tot in detail laten zien hoe het is om een dierbare te verliezen door geweld. Wat me raakte, was niet alleen hun verdriet, maar vooral hun machteloosheid. Hoe weinig rechten ze hebben. Hoe weinig ruimte er is voor hun stem.
Terwijl ik bezig was met de serie over daders, hun achtergrond, en hoe we als samenleving omgaan met straf en detentie, werd me steeds duidelijker dat we iets cruciaals over het hoofd zien. Want in bijna elk gesprek, elke krantenkop en elk politiek debat over criminaliteit, draait het om de dader. Waar komt hij of zij vandaan? Wat ging er mis in de jeugd? Hoe groot is de kans op herhaling?
Dat die gesprekken belangrijk zijn, staat buiten kijf. Het zijn logische vragen. Meer dan genoeg mensen in detentie of met een detentieverleden zijn zelf ook slachtoffer geweest en verdienen een kans op herstel, mits dat haalbaar is in hun specifieke situatie. Dat laatste blijft zeer belangrijk. Het overgrote deel verdient geenszins de disproportionele maatregelen en straf waar de politiek nu op hamert, maar er zijn ook mensen die altijd een gevaar blijven voor de maatschappij, vaak door hun complexe problematiek.
Maar het pijnlijke is dat slachtoffers en nabestaanden van geweldsdelicten in diezelfde gesprekken vaak onzichtbaar blijven. Zij worden nauwelijks op de hoogte gehouden tijdens een politieonderzoek, moeten belangrijke ontwikkelingen soms uit de media vernemen en hebben weinig tot geen inspraak bij beslissingen over bijvoorbeeld tbs-verlengingen. De privacy van de dader weegt zwaarder dan hun behoefte aan informatie, aan duidelijkheid, aan rechtvaardigheid. Het draagt bij aan het ontstaan van nieuwe trauma’s.
Wat doet dat met je als je midden in een rouwproces zit? Als je dagelijks geconfronteerd wordt met vragen waarop niemand antwoord lijkt te willen geven? Als je moet leven met het gevoel dat jouw stem er niet toe doet?
De verhalen van Loes, Saskia en Wanda laten zien dat het trauma van geweld niet ophoudt bij de daad zelf. Het wordt versterkt – soms zelfs verdiept – door een systeem dat hun rouw niet erkent, hun rechten nauwelijks beschermt en hun perspectief vrijwel nooit meeneemt in het grotere verhaal.
Daarom voel ik een groeiende verantwoordelijkheid om ook deze stemmen een plek te geven. Als we praten over rechtvaardigheid, veiligheid en herstel, dan kan dat niet zonder de mensen die direct geraakt zijn door geweld. Hun verhaal is geen voetnoot. Het verdient een hoofdstuk.
In de toekomst wil ik me dan ook actief inzetten om die stemmen luider te laten klinken. Om mee te werken aan verhalen waarin slachtoffers en nabestaanden niet langer worden weggemoffeld tussen regels over procedures en privacy, maar waarin ze centraal staan. Want echte rechtvaardigheid en veiligheid kan pas bestaan als iedereen wordt gehoord.