© Drakhtul

Slijmen. Dat klinkt als iets wat je doet om een leraar of een baas te paaien. Een strategische actie, maar wat als het eigenlijk een oeroude overlevingsstrategie is? Als een diepe reflex van lichaam en ziel, die zich aandient zodra we, bewust of onbewust, gevaar voelen?
Iedereen kent de klassieke stressreacties: vechten, vluchten en bevriezen. Die termen zijn bijna gemeengoed geworden. Ze passen bij wat we herkennen als gevaar of conflict. Maar er is nog een reactie: aanpassen tot je verdwijnt. Pleasen. Slijmen.
En het is precies deze reactie die ons vaak het verste van onszelf vandaan brengt.

Het brave kind in jezelf
Voor veel mensen begint het al vroeg. Als kind leer je intuïtief wat wel en niet veilig is in een gezin. Soms is je enige manier om liefde te ontvangen, door je gedrag aan te passen. Door ‘braaf’ te zijn. Vrolijk. Makkelijk. Je voelt feilloos aan wat een ander nodig heeft en je stemt je daarop af. Dat is geen zwakte, dat is intelligentie. Het is de slimste manier om te overleven in een omgeving waarin je je niet altijd veilig voelt.
Misschien herken je het: je bent acht jaar oud en je ouders hebben weer ruzie. Automatisch word je de vrolijke entertainer die grapjes maakt om de spanning weg te nemen. Of je wordt het perfecte kind dat nooit problemen veroorzaakt, zodat papa en mama tenminste niet boos op jou worden. Je leert dat je eigen verdriet of boosheid gevaarlijk is. Het maakt de sfeer alleen maar erger. Dus stop je het weg. Je wordt het kind dat altijd glimlacht, altijd behulpzaam is en altijd rekening houdt met de gevoelens van anderen.
Of misschien was het subtieler. Een moeder die zuchtte als je te druk was. Een vader die wegkeek als je huilde. Je leerde dat bepaalde delen van jezelf niet welkom waren. Dus maakte je jezelf kleiner en rustiger. Je werd een expert in het lezen van stemmetjes, gezichtsuitdrukkingen en de sfeer in een kamer, als een menselijke barometer die constant de emotionele temperatuur mat en zichzelf daarop aanpaste.
Slijmen is dan niet meer: “ik wil dat je me aardig vindt.” Het is: “ik heb jou nodig om te overleven.”

Een biologische reflex
In de psychologie wordt deze reactie ook wel fawning genoemd, een term die onder anderen de Amerikaanse therapeut Pete Walker introduceerde. Fawning betekent zoveel als overmatig pleasen of jezelf wegcijferen om een conflict of afwijzing te voorkomen. Biologisch gezien gebeurt er iets soortgelijks als bij vechten of vluchten: je zenuwstelsel gaat in de hoogste staat van paraatheid. Alleen kies je niet voor actie of terugtrekking, maar voor verbinding. Echte verbinding of schijnverbinding, dat maakt op dat moment niet uit. Als het maar veiligheid oplevert.
Bijvoorbeeld: je zit in een vergadering en je baas lijkt geïrriteerd. Misschien heeft het niets met jou te maken, misschien heeft hij problemen thuis, of stress over een deadline. Maar binnen een seconde ben je al bezig: knikken, glimlachen en jezelf kleiner maken. Je hoort jezelf zeggen: “Wat een goed punt!” terwijl je het er eigenlijk niet mee eens bent. Je lichaam heeft al besloten voordat je hoofd het doorheeft. Je hartslag gaat omhoog, je schouders spannen zich aan en ergens diep van binnen fluistert een stem: “Maak het goed. Zorg dat hij je niet afwijst.”
Of je bent op een feestje waar je niemand kent. In plaats van jezelf voor te stellen zoals je bent, begin je automatisch te peilen: wat willen deze mensen horen? Je wordt een kameleon, je past je verhalen aan, je lacht om grappen die je niet grappig vindt, je knikt instemmend bij meningen waar je het eigenlijk niet mee eens bent. Je verdwijnt in het gezelschap omdat verdwijnen veiliger voelt dan gezien worden.
En zoals trauma zich kan vastzetten in het lichaam, kan ook deze neiging tot aanpassen zich als een soort code nestelen in ons systeem. Soms gebeurt dat zelfs over generaties heen.

Patronen die verder reiken dan dit leven
Deze overlevingsreflex strekt zich vaak verder uit dan alleen onze eigen ervaringen. Families dragen patronen met zich mee die al generaties aanwezig zijn. Denk aan de grootmoeder die haar woede moest inslikken om haar gezin bij elkaar te houden tijdens oorlogstijd. De vader die leerde dat zijn gevoeligheid gevaarlijk was in een wereld die van hem verwachtte sterk te zijn. Het kind dat ontdekte dat stilte veiliger was dan een eigen mening.
Stel je voor: je overgrootmoeder die als jonge vrouw haar dromen opzijzette om te overleven in een tijd waarin vrouwen geen stem hadden. Misschien wilde ze schrijven, maar ze leerde dat het belangrijker was om haar man tevreden te houden. Misschien had ze felle meningen over onrecht, maar ze hield haar mond omdat vrouwen die spraken gevaarlijk leefden. Die aanpassingsreflex, die haar destijds beschermde, kan zich als een onzichtbare draad door een familielijn weven.
Generaties later zit jij in diezelfde reflex. Je kent het verhaal van je overgrootmoeder misschien niet eens, maar haar overlevingsstrategie leeft voort in jouw zenuwstelsel. In de manier waarop jij automatisch je mond houdt in discussies. In hoe je je eigen ambities wegstopt als ze te groot lijken. In de angst die opkomt als je teveel ruimte inneemt.
Of denk aan een vader die als jongen leerde dat huilen voor mietjes was. Die zijn emoties zo diep wegstopte dat hij ze zelf niet meer kon voelen. Hij wordt een man die zijn liefde toont door te zorgen, door hard te werken, door alles goed te regelen, maar nooit door zichzelf echt te laten zien. Zijn kinderen leren: papa’s liefde verdien je door succesvol te zijn, door geen last te zijn, door zijn verwachtingen waar te maken. En zo gaat het patroon verder.
Totdat iemand, misschien jij, het patroon herkent en de moed vindt om het te doorbreken.
Vanuit spiritueel oogpunt kun je dit zien als zielenwerk. Je helpt niet alleen jezelf, maar ook je voorouders en toekomstige generaties door oude overlevingspatronen te helen.

Geen onontkoombaar lot
Bewustwording is de eerste stap. Je merkt op: “Hé, ik pas me nu aan. Niet omdat ik dat echt wil, maar omdat ik bang ben voor wat er gebeurt als ik het niet doe.” Het moment dat je het ziet gebeuren, die split second waarin je voelt hoe je jezelf wegcijfert, ontstaat er ruimte. Ruimte voor jouw waarheid.
Misschien merk je het eerst in kleine momenten. Je bent aan het appen met een vriendin die klaagt over haar relatie. Voor de honderdste keer. Je typt automatisch een begripvolle reactie, maar dan stop je. Je voelt de vermoeidheid in je lichaam. Het ongemak. De wens om te zeggen: “Ik heb dit gesprek al zo vaak met je gevoerd. Wat ga je er nu echt aan doen?” Maar in plaats daarvan typ je weer iets liefs. Iets meelevend. Iets wat haar niet van streek maakt.
Dat is het moment. Het moment waarop je voelt: ik doe dit niet omdat ik het wil, maar omdat ik bang ben dat ze boos wordt. Dat ze me egoïstisch vindt. Dat ze me niet meer aardig vindt.

Slijmen is ook liefde
Het is verleidelijk om deze reactie af te doen als zwak of onecht, maar slijmen komt vaak voort uit liefde. Uit een diepe wens om verbinding te behouden. Wat er gebeurt als je dat ziet, en jezelf daarin vergeeft, is dat de reactie haar grip verliest. Dan hoef je niet meer te vechten tegen je eigen pleaserskant, maar kun je haar met zachtheid erkennen: “Jij hebt me veilig gehouden toen ik het nodig had.”
Want zie jezelf eens: die vrouw die altijd maar ja zegt omdat ze bang is dat mensen haar verlaten als ze lastig is. Die zich uitslooft voor anderen omdat geven de enige manier is waarop ze zich waardevol voelt. Die man die zijn eigen dromen opzij schuift om zijn partner tevreden te houden. Die zijn eigen pijn wegstopt omdat hij geleerd heeft dat zijn gevoelens te zwaar zijn voor anderen.
Het komt voort uit liefde. Een angstige soort liefde, maar liefde desalniettemin. De liefde van een kind dat zo graag gezien wil worden dat het zichzelf weggeeft. De liefde van iemand die zo bang is voor verlating dat hij zichzelf verlaat voordat een ander dat kan doen.
Deze pijn verdient geen oordeel. Want achter elke pleaser zit een mens die ooit geleerd heeft dat zijn ware zelf niet genoeg was. Niet veilig. Niet welkom.

Terug naar jezelf
Slijmen is een overlevingsmechanisme, geen karaktertrek. Wat ooit nodig was, mag je op een dag loslaten. Het is een proces van langzaam thuiskomen bij jezelf. Je leert voelen waar je jezelf verlaat. In welke gesprekken, bij welke mensen en in welke situaties. En stap voor stap keer je terug. Naar je eigen mening. Naar het gevoel dat je er mag zijn, ook als je niet perfect bent.
Het begint met kleine momenten van moed. Die keer dat je ‘nee’ zegt tegen een afspraak waar je geen zin in hebt, ook al trillen je handen als je het uitspreekt. Dat je je echte mening geeft in een discussie, ook al voelt het alsof je een bom laat vallen. Dat je merkt: ik verdwijn niet als ik eerlijk ben. De wereld stort niet in. Mensen houden nog steeds van me, ook al ben ik niet altijd makkelijk.
Je leert onderscheid maken tussen echte zorg en angstige zorg. Tussen geven vanuit liefde en geven vanuit wanhoop. Tussen rekening houden met anderen en jezelf wegcijferen. Het is subtiel werk, want de grens tussen gezonde empathie en ongezond pleasen is soms dun.
Maar langzaam leer je het verschil voelen. Echte zorg voelt warm, ruim, krachtig. Angstige zorg voelt krap, gespannen, dringend. Echte liefde vraagt niets terug. Angstige liefde smeekt om bevestiging.
Je ontdekt dat mensen van je kunnen houden om wie je bent, niet om wat je voor hen doet. Dat vriendschappen sterker worden als je je kwetsbaarheid toont in plaats van je perfectie. Dat eerlijkheid, hoe pijnlijk ook, diepere verbindingen creëert dan eeuwig ja-knikken.
En op een dag merk je het: je hoeft niet meer weg te kruipen. Je mag er zijn, met je scherpe kantjes en je zachte plekken. Met je meningen en je ongemakken. Met je nee’s en je ja’s die echt van jou komen.
Het is niet makkelijk, maar het is wel mogelijk. En het is de moeite waard.