Een jonge witte tijger, liggend op de grond met een ketting om zijn nek. De ogen staan dof. Je ziet geen angst en geen woede. Alleen leegte. Naast hem staat profvoetballer Memphis Depay. Breed lachend. De foto verschijnt op Instagram.
“Stop met het posten van dierenleed,” reageren Stichting AAP, Stichting SPOTS en World Animal Protection. Niet lang daarvoor was het zangeres Hind die soortgelijke beelden verspreidde. Een wild dier, strak geregisseerd en gedegradeerd tot accessoire.
Wie iets beter kijkt, ziet het meteen: deze dieren zijn niet gewoon tam. Ze zijn gedrogeerd. Of gebroken. Of allebei. En toch gaat het beeld viraal. Er volgen duizenden likes en comments vol bewondering. De mishandeling blijft onbesproken.
Memphis en Hind zijn geen uitzonderingen. Toeristen wereldwijd poseren massaal met jonge tijgers, lopen lachend met aapjes aan kettingen, of maken ritjes op olifanten alsof het attracties zijn. De onderliggende werkelijkheid is harder dan de meeste mensen kunnen bevatten.
De ‘cute’ tijgerwelp op de foto is vaak op jonge leeftijd bij zijn moeder weggehaald. Dieren in deze industrie worden met de fles grootgebracht, gehard met mishandeling, of onderdrukt met kalmerende middelen. Ze slapen te weinig, leven in kleine kooien en zijn overgeleverd aan handen die geen genade kennen. Wanneer ze te groot of te onvoorspelbaar worden, verdwijnen ze vaak. In het gunstigste geval naar een opvangcentrum, in het slechtste naar de illegale handel of een kogel.
En dat is nog maar het topje van de ijsberg. In toeristische hotspots van Thailand tot Dubai zijn olifantenritten nog altijd populair. Wat toeristen niet zien is dat die olifanten eerst door een proces zijn gehaald dat letterlijk “phajaan” heet – het breken van de geest. Dagenlang worden ze geïsoleerd, vastgebonden, uitgehongerd en geslagen, tot ze niets anders meer durven dan gehoorzamen. Niet uit vertrouwen, maar uit pure angst.
Dolfijnen leven in betonnen bassins waar ze geen kant op kunnen. Apen worden vastgeketend en ‘getraind’ voor toeristische optredens. Vogels met afgeknipte vleugels worden op de schouder gezet voor een vakantiefoto.
Dit is geen liefde voor dieren. Dit is het exploiteren van hun onmacht, puur voor ons vermaak.
Dieren zijn geen dingen. Steeds meer wetenschappelijke onderzoeken maken duidelijk wat velen intuïtief al wisten: dieren voelen, net als wij. Ze rouwen, spelen en hechten zich. Ze zijn intelligent, soms verrassend meer dan mensen denken.
Olifanten staan stil bij overleden soortgenoten en keren soms zelfs jaren later terug naar de plek waar een dierbare stierf. Dolfijnen hebben namen voor elkaar, gebaseerd op unieke fluittonen. Kraaien herkennen menselijke gezichten. Papegaaien gebruiken grammatica. Kippen tonen empathie. Varkens kunnen spelletjes spelen op touchscreens en scoren daarbij beter dan driejarige kinderen.
Dieren hebben innerlijke werelden. En die werelden worden onherstelbaar aangetast als we hen hun vrijheid, autonomie en waardigheid ontnemen. Toch blijven we massaal wegkijken. En dat is misschien nog wel het pijnlijkst: dat we het weten. De feiten zijn er. De documentaires, de campagnes en de onderzoeken; ze liggen voor het oprapen. Wie googelt op “selfie met tijger” vindt niet alleen de foto’s op Instagram, maar ook het geweld erachter.
Toch doen we het. Toch blijven mensen poseren en blijven influencers dit normaliseren.
“Ik wist het niet,” klinkt het dan. Maar onwetendheid is allang geen excuus meer. Dit is geen onschuld. Dit is gemakzucht.
Hoe kun je naar een levend wezen kijken – een dier dat duidelijk lijdt, dat misschien is gedrogeerd, onderdrukt en uitgeput – en dan zeggen: “Leuk voor de foto”? Hoe ver zijn we afgedreven dat een selfie belangrijker is dan het welzijn van een ander levend wezen?
We zeggen dat we dierenliefhebbers zijn. Dat we om ze geven. Maar liefde toont zich niet aan een ketting. Liefde toont zich in het erkennen van de ander als volwaardig, als levend en als vrij.
Wie echt van dieren houdt, laat ze leven zoals ze bedoeld zijn. Vrij, in rust en in hun eigen habitat, zonder flitsen, zonder toeristen en zonder poserende ego’s.