
Hij liep langzaam over het land, een gegaffeld takje van hazelaar losjes in zijn handen. Af en toe bleef hij staan, sloot zijn ogen, luisterde naar iets dat anderen niet konden horen. Dan stapte hij verder, totdat het takje plotseling naar beneden wees, alsof een onzichtbare kracht het naar de grond trok.
“Hier,” zei hij eenvoudig.
De anderen keken sceptisch. Men begon te geloven in wetenschap en technologie. Maar water was schaars in deze droge zomer, en wanhoop maakt mensen bereid om alles te proberen. Ze groeven. Op drie meter diep vonden ze de bron.
Dit was geen magie, geen wonder, geen paranormaal verschijnsel. Dit was de uitoefening van een kunst die duizenden jaren oud was, namelijk de kunst van het lezen van subtiele signalen in het landschap, in de planten, in je eigen lichaam. Een kunst die gebaseerd was op een verbinding met de natuur zo diep dat je dingen kon waarnemen die anderen ontgingen.
Het was een van vele kunsten die onze voorouders beheersten. Kunsten die zo natuurlijk waren dat zij nauwelijks beseften dat het kunsten waren. Kunsten die nu zo vreemd lijken dat we ze vaak afdoen als bijgeloof, terwijl zij in werkelijkheid getuigen van een vorm van intelligentie die wij nauwelijks meer kennen.
Water
Van alle verloren kunsten is waterzoeken misschien wel het meest mysterieus en tegelijkertijd het meest praktisch. Want zonder water is er geen leven, en bronnen waren niet altijd zichtbaar aan de oppervlakte.
De kunst van het waterzoeken – vroeger gewoon ‘bronnen wijzen’ genoemd – was gebaseerd op het waarnemen van subtiele signalen die aangaven waar water onder de grond stroomde. Ervaren waterwijzers gebruikten alle zintuigen: zij roken de vochtigheid in de lucht, voelden de temperatuurverschillen in de grond, zagen welke planten waar groeiden, merkten op waar dauw langer bleef liggen.
Maar er was meer. Waterwijzers spraken van een gevoel, een sensatie in hun lichaam wanneer zij over ondergronds water liepen. Hun handen trilden, hun wichelroede bewoog, hun lichaam reageerde op iets dat wetenschappelijke instrumenten niet konden meten.
Modern onderzoek heeft aangetoond dat ondergronds stromend water inderdaad zwakke elektromagnetische velden genereert, dat bepaalde mensen gevoeliger zijn voor magnetische veranderingen, dat er subtiele maar meetbare verschillen zijn in temperatuur, vochtigheid en zelfs zwaartekracht boven waterstromen.
Voor onze voorouders was dit geen wetenschap – het was praktische kennis. Zij leerden van kindsbeen af de signalen herkennen: welke bomen groeiden boven water, welke insecten verzamelden zich boven vochtige grond, hoe de mist ’s ochtends bewoog boven verborgen bronnen.
Wilgen groeiden bijvoorbeeld altijd boven water. Hun wortels zochten vocht en vonden altijd de verborgen stromen. Elzen ook, en populieren. Bepaalde soorten gras werden groener en langer boven ondergrondse wateraders. In droge zomers waren dit de enige plekken waar planten nog bloeiden.
Taal
Weer voorspellen zonder instrumenten was een kunst die ieders leven kon redden. Boeren moesten weten wanneer regen kwam om hun oogst te beschermen. Zeelieden moesten storm kunnen voorvoelen om niet verrast te worden op open water. Reizigers moesten weten welke kleding ze mee moesten nemen.
De hemel was hun krant, de wind hun weerbericht.
Onze voorouders kenden honderden verschillende wolkenformaties en wisten wat elke formatie beloofde. Niet alleen de grote, opvallende wolkentypes, maar ook de subtiele variaties die aangaven of regen zacht of heftig zou zijn, of er onweer op komst was, of de wind zou gaan draaien.
Cirruswolken – die hoge, dunne sluiers van ijs – kondigden verandering aan. Niet vandaag, niet morgen, maar binnen twee dagen. Altocumulus-wolken in rijen voorspelden wind en regen. Cumulonimbus-wolken met hun karakteristieke aambeeldvorm waarschuwden voor heftig onweer.
Maar het ging verder dan wolken kijken. Ervaren weerlezers voelden veranderingen in hun lichaam voordat zij ze in de lucht zagen. Hun gewrichten werden stijf voor regen – de lage luchtdruk liet gewrichtsvocht uitzetten. Hun littekens deden zeer voor storm. Hun haar werd krulliger in vochtige lucht.
Dieren bevestigden hun voorspellingen. Paarden werden onrustig voor onweer. Koeien gingen liggen voor regen. Vogels vlogen laag wanneer slecht weer naderde. Insecten verdwenen in hun schuilplaatsen voor storm.
Wind had zijn eigen taal. Westelijke wind bracht regen vanaf de oceaan. Noordelijke wind beloofde koude, heldere dagen. Een plotselinge windstilte in de zomer waarschuwde voor onweer. Wind die van richting veranderde, kondigde weersverandering aan.
Genezing uit de levende apotheek
Maar van alle verloren kunsten was het gebruik van planten als geneesmiddel misschien wel het meest geavanceerd. Onze voorouders beschikten over een farmacologische kennis die duizenden jaren van observatie en experiment vertegenwoordigde.
Elke plant had zijn eigen geneeskracht, zijn eigen timing, zijn eigen manier van gebruik. Wilgenbast voor pijn en koorts, maar alleen geoogst in het vroege voorjaar wanneer de sappen stegen. Sint-janskruid voor depressie en wonden, maar alleen geplukt rond midzomer wanneer de werkzame stoffen het meest geconcentreerd waren. Kamille voor kalmering en spijsvertering, maar alleen de bloemen, en alleen gedroogd in de schaduw om de vluchtige oliën te behouden.
Deze kennis was niet willekeurig. Het was gebaseerd op nauwkeurige observatie van oorzaak en gevolg, van timing en effect, van dosering en reactie. Kruidenvrouwen hielden mentale databanken bij van wat werkte en wat niet, voor wie het werkte en wanneer het niet werkte. Maar er was meer dan alleen chemie. Kruidenvrouwen wisten dat de omstandigheden waarin een plant groeide, zijn geneeskracht beïnvloedde.
Planten die worstelden om te overleven, concentreerden hun werkzame stoffen. Planten uit vruchtbare grond waren milder, maar geschikter voor kinderen. Planten die in de schaduw groeiden, hadden andere eigenschappen dan dezelfde soort in de zon.
Zij wisten ook dat timing cruciaal was. Niet alleen het seizoen waarin je oogste, maar ook de fase van de maan, het tijdstip van de dag, het weer. Sommige planten waren het krachtigst bij volle maan, andere bij nieuwe maan. Sommige moesten geplukt worden bij dageraad wanneer de dauw nog op de bladeren lag, andere juist in de middagzon wanneer de etherische oliën het sterkst waren.
Richting vinden
Navigatie zonder instrumenten was een kunst die reizigers, jagers en handelaren meester moesten zijn om niet te verdwalen in onbekend terrein.
De zon was de meest betrouwbare gids. Niet alleen de richting waarin hij stond – iedereen wist dat de zon in het oosten opging en in het westen onderging – maar ook zijn hoogte, zijn kleur, de manier waarop zijn licht viel. In de winter stond hij lager, in de zomer hoger. ’s Middags stond hij precies in het zuiden.
Maar de zon was er niet altijd. Voor bewolkte dagen en nachten hadden onze voorouders andere methoden.
Bomen groeiden anders op de noordkant dan op de zuidkant. Mos groeide dikker aan de noordkant van bomen en stenen – de kant die minder zon kreeg en langer vochtig bleef. Takken groeiden voller aan de zuidkant waar meer licht was.
Sneeuw bleef langer liggen op de noordkant van heuvels. Gras werd eerst groen op zuidhellingen in de lente. Bloemen keerden hun gezicht naar de zon en volgden zijn baan door de hemel.
’s Nachts waren de sterren betrouwbare gidsen. De Poolster stond altijd in het noorden. De Grote Beer wees de weg naar de Poolster. Orion in de winter, de Grote Wagen in de zomer – elke tijd van het jaar had zijn eigen sterrenkaart.
Maar ook zonder sterren konden ervaren reizigers hun weg vinden. De wind had gewoonlijk een hoofdrichting in elke streek. Vogels vlogen in bepaalde patronen – trekvogels in het voorjaar naar het noorden, in de herfst naar het zuiden. Rivieren stroomden naar de zee, dus als je een rivier volgde, kwam je uiteindelijk in bewoond gebied.
Tijd lezen
Voor onze voorouders was tijd niet iets dat je mat met instrumenten, maar iets dat je voelde in het ritme van de wereld om je heen.
De zon was hun klok. Niet alleen zijn positie in de hemel, maar ook de kwaliteit van zijn licht. Het ochtendlicht had een andere kleur dan het middaglicht, het avondlicht weer anders. Schaduwen werden korter tot de middag, daarna langer. De hoek van schaduwen vertelde precies hoe laat het was.
Maar er waren subtielere signalen. Bloemen die open gingen bij zonsopgang, andere die zich sloten bij zonsondergang. Vogels die zongen in verschillende fasen van de dag. Insecten die actief werden op bepaalde momenten.
Verschillende seizoenen hadden hun eigen tijdritmes. Zomerdagen waren lang, winterdagen kort. Maar ook binnen elk seizoen waren er variaties die ervaren tijdlezers konden waarnemen. De eerste tekenen van lente kwamen niet op één dag, maar in een reeks van subtiele veranderingen die weken duurde.
Maanstanden gaven de tijd binnen de maand aan. Niet alleen volle maan en nieuwe maan, maar alle fasen daartussen. Ervaren waarnemers konden aan de vorm van de maan precies zien welke dag van de maandcyclus het was.
Voedsel
Het herkennen van eetbare planten, noten, bessen en paddenstoelen was een kunst die het verschil kon maken tussen leven en dood in tijden van schaarste.
Onze voorouders kenden honderden eetbare planten die wij nu beschouwen als onkruid. Paardenbloemen waarvan elk deel eetbaar was – bladeren als salade, bloemen als groente, wortels als koffievervanger. Brandnetels vol vitaminen en eiwitten. Klaprozen waarvan de blaadjes zoet waren en de zaadjes nootachtig.
Maar nog belangrijker: zij wisten ook welke planten giftig waren, welke alleen na bewerking veilig waren, welke in bepaalde seizoenen gevaarlijk werden. Deze kennis werd van ouders op kinderen overgedragen met de nadruk die iets heeft wanneer fouten dodelijk kunnen zijn.
Paddenstoelen waren een specialiteit voor experts. De verschillen tussen eetbare en giftige soorten waren soms zo subtiel dat alleen mensen met jarenlange ervaring ze konden onderscheiden.
Maar voor wie de kunst beheerste, was het bos een rijke bron van voeding.
Noten en bessen hadden hun eigen seizoenen en signalen. Hazelnoten waren rijp wanneer ze uit hun omhulsel vielen. Bramenbessen wanneer ze donkerpaars waren en zacht aanvoelden. Eikels moesten eerst behandeld worden om de bittere tannines te verwijderen, maar leverden dan een voedzame meelsoort op.
Verbinding
Wat al deze kunsten gemeenschappelijk hadden, was dat zij gebaseerd waren op een diepe verbinding met de natuurlijke wereld. Het waren geen losse trucjes of technieken, maar uitdrukkingen van een fundamenteel andere manier van zijn in de wereld.
Onze voorouders leefden niet gescheiden van de natuur, maar als onderdeel ervan. Hun zintuigen waren afgestemd op subtiele signalen omdat hun overleven daarvan afhing. Hun lichaam was een instrument dat reageerde op veranderingen in magnetische velden, luchtdruk, vochtigheid, temperatuur.
Zij hadden tijd om te observeren, het geduld om te leren, en ze leerden vertrouwen op hun waarnemingen. Een waterwijzer hoefde niet te begrijpen hoe zijn kunst werkte – hij hoefde alleen te weten dat het werkte. Een kruidenvrouw hoefde de chemische formule van haar geneesmiddelen niet te kennen – zij wist uit ervaring wat wel en niet hielp.
Deze kunsten werden niet geleerd uit boeken, maar door jarenlange praktijk onder begeleiding van ervaren meesters. Het waren ambachten die generaties kostten om te perfectioneren, tradities die werden doorgegeven van leraar op leerling met de zorgvuldigheid die iets heeft wanneer levens ervan afhangen.
Verloren kunsten
Hoe raakten we deze kunsten kwijt? Het was geen plotselinge verdwijning, maar een geleidelijk proces dat eeuwen duurde.
Technologie speelde een grote rol. Waarom water zoeken met een wichelroede wanneer je een put kon boren met machines? Waarom het weer voorspellen uit wolken wanneer je een barometer had? Waarom planten gebruiken als geneesmiddel wanneer er chemische pillen waren?
Urbanisatie isoleerde mensen van de natuurlijke wereld. In steden waren er geen wilde planten om te oogsten, geen sterren om te navigeren, geen seizoenen om te volgen. Het leven werd geregeld door klokken en kalenders in plaats van door natuurlijke ritmes.
Onderwijs veranderde van praktijk naar theorie. Kinderen leerden over de wereld uit boeken in plaats van door directe ervaring. Kennis werd iets dat je uit je hoofd leerde in plaats van iets dat je met je hele lichaam aanvoelde.
Maar misschien wel het belangrijkst: we verloren het vertrouwen in onze eigen waarnemingen. Wanneer wetenschappelijke instrumenten betrouwbaarder leken dan menselijke zintuigen, stopten we met luisteren naar wat ons lichaam ons vertelde.
De prijs
Door deze kunsten te verliezen, hebben we meer verloren dan praktische vaardigheden. We hebben een hele manier van weten verloren, een vorm van intelligentie die gebaseerd was op verbinding in plaats van controle.
Onze voorouders leefden in een wereld vol betekenis, waarin elke waarneming deel was van een groter patroon, waarin elk signaal iets belangrijks communiceerde.
Wij leven in een wereld die we ervaren als willekeurig en betekenisloos, waarin we afhankelijk zijn van technologie voor informatie die onze eigen zintuigen ons zouden kunnen geven.We hebben ons vermogen verloren om zelfstandig te overleven in de natuurlijke wereld.
Als de beschaving plotsklaps wegvalt, zouden de meesten van ons binnen dagen sterven – niet door gebrek aan intelligentie, maar door gebrek aan de praktische kunsten die onze voorouders als vanzelfsprekend beheersten.
Maar dieper dan dat: we hebben onze verbinding verloren met de wijsheid van ons eigen lichaam, met de signalen die de wereld ons voortdurend stuurt, met de intuïtie die duizenden jaren van evolutie heeft ontwikkeld.
Herwinnen
Toch zijn deze kunsten niet volledig verloren. Hier en daar zijn er nog mensen die ze beoefenen, die de oude wijsheid in leven houden.
Waterzoekers zijn er nog steeds, vooral in landelijke gebieden waar moderne technieken te duur of te ingewikkeld zijn. Onderzoek heeft aangetoond dat ervaren waterzoekers inderdaad betrouwbaarder zijn dan willekeur, ook al begrijpt de wetenschap nog niet precies hoe het werkt.
Kruidengeneeskunde kent een opleving, niet alleen als alternatieve geneeswijze maar ook als basis voor moderne medicijnontwikkeling. Veel van onze huidige medicijnen zijn afgeleid van planten die traditionele genezers al eeuwen gebruikten.
Navigatie zonder instrumenten wordt nog steeds onderwezen in survival-trainingen en bij militaire eenheden. Piloten leren nog steeds over noodnavigatie voor het geval hun instrumenten uitvallen.
Opnieuw leren voelen
Hoe kunnen wij deze verloren kunsten herwinnen? Het begint met het hertrainen van onze zintuigen, het opnieuw leren vertrouwen op onze eigen waarnemingen.
Begin klein. Probeer het weer te voorspellen door naar de lucht te kijken in plaats van naar de app op je telefoon. Let op wolkenformaties, windrichting, de kleur van de lucht. Check daarna of je gelijk had.
Leer de planten in je omgeving kennen. Niet alleen hun namen, maar hun eigenschappen, hun seizoenen, hun gewoontes. Welke bloemen openen zich ’s ochtends? Welke sluiten zich ’s avonds?
Oefen navigatie zonder GPS. Begin in een bekende omgeving in de natuur. Kijk waar de zon staat, let op de richting van schaduwen, observeer welke kant van bomen meer mos heeft.
Probeer tijd te schatten zonder naar je horloge te kijken. Let op de stand van de zon, de activiteit van vogels, en je eigen biologische ritme.
Het lichaam als instrument
Belangrijk is om je lichaam weer te gaan ervaren als een gevoelig instrument dat reageert op veranderingen in je omgeving. Onze voorouders vertrouwden op de wijsheid van hun lichaam omdat zij wisten dat het miljarden jaren evolutie vertegenwoordigde.
Let op hoe je lichaam reageert op weersveranderingen. Voel je je anders voor regen? Word je onrustig voor onweer? Reageren je gewrichten op lage luchtdruk?
Experimenteer met je intuïtie. Wanneer je een nieuw gebied binnenloopt, wat voel je dan? Welke richting trekt je aan? Welke plekken voelen veilig, welke onbehaaglijk?
Luister naar je interne klok. Wanneer word je natuurlijk wakker zonder wekker? Wanneer krijg je honger? Hoe verandert dat met de seizoenen?
De terugkeer van de wijsheid
Er zijn tekenen dat we langzaam terugkeren naar waardering voor deze oude kunsten. Bushcraft en survival zijn populair geworden. Ook off the grid wordt steeds populairder. Mensen zoeken daarnaast cursussen in wild eten, natuurnavigatie, kruidengeneeskunde.
Wetenschappers onderzoeken traditionele kennis en ontdekken vaak dat wat zij ‘bijgeloof’ noemden, gebaseerd was op nauwkeurige observatie van natuurlijke processen.
Stadstuinders herontdekken de kunst van het lezen van seizoenen, weer en groeicondities. Ouders willen dat hun kinderen leren wat eetbaar is in de natuur en hoe je je weg kunt vinden zonder technologie.
Een andere vorm van intelligentie
Uiteindelijk gaan deze verloren kunsten over meer dan praktische vaardigheden. Zij vertegenwoordigen een andere vorm van intelligentie – een die niet gebaseerd is op abstracte kennis maar op levende verbinding.
De waterwijzer die water vindt met zijn wichelroede, gebruikt een intelligentie die zijn hele lichaam betrekt. De kruidenvrouw die precies weet welke plant wanneer te oogsten, beschikt over kennis die niet uit boeken komt maar uit jarenlange intimiteit met de levende wereld.
Deze intelligentie is niet minder dan onze moderne, analytische intelligentie. Zij is anders. Zij is gebaseerd op samenwerking in plaats van dominantie, op luisteren in plaats van controleren, op vertrouwen in plaats van twijfel.
In een tijd waarin we worstelen met de gevolgen van onze vervreemding van de natuur, hebben we deze andere vorm van intelligentie harder nodig dan ooit. Niet als vervanging van moderne kennis, maar als aanvulling erop.
De oude waterwijzer met zijn takje van de hazelaar en zijn jarenlange ervaring had iets wat onze moderne hydrogeologen met al hun instrumenten missen: een directe, lichamelijke verbinding met de aarde. Een vermogen om te voelen wat hij zocht in plaats van het alleen maar te berekenen.
Misschien is dat wat we het meest zijn kwijtgeraakt: het vermogen om de wereld niet alleen te denken, maar ook te voelen. Om niet alleen te weten, maar ook te zijn.
De kunsten zijn er nog. De signalen worden nog steeds uitgezonden. De vraag is of wij weer kunnen leren luisteren met meer dan alleen onze hersenen, namelijk met ons hele wezen.
