© Hannerup

De oude boer keek op van zijn werk wanneer de zwaluwen laag vlogen. Niet omdat hij het mooi vond – hoewel dat ook zo was – maar omdat hun vlucht hem vertelde dat er regen kwam. Over een uur, misschien twee. Tijd genoeg om het hooi binnen te halen, de was van de lijn te halen, en de dieren beschutting te laten zoeken.
Hij hoefde niet naar de lucht te kijken voor bevestiging. De zwaluwen waren betrouwbaarder dan welke weersvoorspelling ook. Zij voelden de luchtdrukverandering in hun lichaam, zagen de insecten reageren op de naderende neerslag, en wisten dingen die hij pas uren later zou kunnen waarnemen.

Voor onze voorouders waren dieren geen decoratie in het landschap, geen objecten van sentiment of studie. Zij waren levende informatienetwerken, partners in het begrijpen van een wereld die voortdurend veranderde. Elke vogel was een weerstation, elk insect een sensor, elk wild dier een nieuwslezer die verhalen vertelde over wat er gaande was in de wijdere wereld.
We hebben geleerd deze verhalen te negeren. En daarmee hebben we onszelf beroofd van een vorm van kennis die duizenden jaren heeft bewezen onmisbaar te zijn voor wie wilde overleven op deze aarde.

De profeten van de lucht
Vogels waren de meteorologen van onze voorouders. Niet omdat zij toekomstige gebeurtenissen konden voorspellen, maar omdat zij veranderingen in hun omgeving veel eerder en nauwkeuriger waarnamen dan mensen.
Zwaluwen vliegen laag wanneer de luchtdruk daalt, omdat de insecten waar zij op jagen dan ook laag vliegen. Een simpel natuurkundig principe, maar voor een boer die zijn oogst moest binnenhalen betekende het het verschil tussen voedsel voor de winter en een mislukte oogst. Onze voorouders hoefden niet te begrijpen waarom zwaluwen zo reageerden. Zij hoefden alleen te weten dat wanneer zwaluwen laag vlogen, regen volgde.

Maar de voorspellingen gingen veel verder dan het weer van de komende uren.
Kraanvogels die vroeg vertrokken, kondigden een strenge winter aan. Hun lichaam registreerde subtiele veranderingen in temperatuur, licht en magnetische velden die mensen pas weken later zouden opmerken. Boeren die de kraanvogels zagen vertrekken, wisten dat zij extra brandhout moesten sprokkelen, meer voedsel moesten inslaan, hun huizen beter moesten isoleren.

Koekoeken die laat kwamen, beloofden een korte zomer. Hun timing hing samen met complexe ecologische processen – de beschikbaarheid van insecten, de ontwikkeling van andere vogels in wiens nesten zij hun eieren legden, subtiele klimatologische patronen. Maar voor een boer betekende een late koekoek dat hij zijn zaai- en oogstschema moest aanpassen.

Spreeuwen die in grote zwermen verzamelden, waarschuwden voor komende veranderingen. Niet alleen in het weer, maar in het hele ecosysteem. Massale vogeltrek kondigde vaak ook de komst aan van roofdieren die de trekvogels volgden, van ziektes die zich verspreidden langs trekroutes, van verschuivingen in de beschikbaarheid van voedsel.

De kleine boodschappers
Maar het waren niet alleen de opvallende vogels die verhalen vertelden. Onze voorouders hadden geleerd te luisteren naar de kleinste bewoners van hun wereld.
Mieren die hun nesten hoger bouwden dan gewoonlijk, bereidden zich voor op een natte periode. Hun kolonie had collectief ‘besloten’ dat extra bescherming tegen water nodig was, gebaseerd op informatie die zij uit hun omgeving hadden verzameld maar die voor mensen onzichtbaar was.

Bijen die onrustig werden in hun korven, voelden aardbeving aan voordat mensen ook maar iets bemerkten. Hun gevoelige navigatiesystemen registreerden veranderingen in magnetische velden die voorafgingen aan seismische activiteit.

Spinnen die hun webben hoger ophingen dan normaal, anticipeerden op overstromingen. Kevers die massaal hun ondergrondse verblijfplaatsen verlieten, waarschuwden voor droogte. Vlinders die vroeger dan verwacht verschenen, kondigden een warme lente aan.

Al deze signalen vormden samen een ingewikkeld informatiesysteem dat veel nauwkeuriger was dan welke menselijke observatie ook. Maar het vereiste wel dat je leerde lezen wat de kleine bewoners van de wereld je probeerden te vertellen.

Nieuwslezers
Wilde dieren waren de nieuwslezers van het bos. Hun gedrag verraadde niet alleen wat er in hun onmiddellijke omgeving gebeurde, maar wat er gaande was in een veel wijder gebied.
Herten die plotseling hun gewoontes veranderden – andere paden namen, op andere tijden kwamen drinken, nerveuzer waren dan normaal – vertelden over de aanwezigheid van roofdieren. Niet alleen wolven of beren die een directe bedreiging vormden, maar ook de komst van vreemde mensen, het naderen van oorlog, de verstoring van hun territorium door gebeurtenissen die kilometers ver weg plaatsvonden.

Wilde zwijnen die hun biggen eerder dan gewoonlijk naar hogere grond brachten, wisten van overstromingen die pas dagen later zichtbaar zouden worden. Hun fijne neus rook de verandering in de grond, hun ervaring interpreteerde signalen die mensen volledig ontgingen.

Vossen die overdag verschenen, gaven aan dat hun normale nachtelijke jacht werd verstoord. Dat kon betekenen dat er andere roofdieren in het gebied waren, dat er menselijke activiteit was die zij probeerden te vermijden, of dat er veranderingen in de beschikbaarheid van prooi waren die hun gedrag dwongen aan te passen.

Roofvogels die hun territorium verlieten, kondigden vaak grotere ecologische verschuivingen aan. Buizerds en haviken zijn territoriaal. Zij verlaten hun gebied alleen wanneer er fundamentele veranderingen plaatsvinden in de beschikbaarheid van voedsel of de veiligheid van hun nestplaatsen.

Partners dichter bij huis
Maar het waren niet alleen wilde dieren die verhalen vertelden. Onze voorouders leefden in nauwe samenwerking met gedomesticeerde dieren die hun eigen vorm van wijsheid hadden.

Paarden werden onrustig voor aardbevingen. Hun hoeven voelden trillingen in de grond die mensen niet konden waarnemen. Koeien gingen liggen voor regen, niet uit luiheid, maar omdat zij de verandering in luchtdruk voelden aankomen. Honden werden onrustig voor onweer, omdat hun gehoor frequenties oppakte die ver buiten het menselijke bereik lagen.

Kippen stopten met leggen wanneer er gevaar dreigde. Niet alleen directe bedreigingen zoals roofdieren, maar ook meer subtiele verstoringen in hun omgeving. Varkens weigerden hun stallen in te gaan wanneer aardbevingen naderde. Katten verdwenen soms dagenlang voor grote natuurrampen, om pas terug te keren wanneer het gevaar geweken was.

Deze dieren waren partners in het waarnemen van de wereld. Zij hadden zintuigen die de menselijke waarneming aanvulden, instincten die geëvolueerd waren om subtiele veranderingen te detecteren. Een boerengezin dat leerde luisteren naar hun dieren, had toegang tot een informatiesysteem dat veel betrouwbaarder was dan hun eigen zintuigen alleen.

De taal van beweging
Maar hoe ‘lazen’ onze voorouders deze dierlijke verhalen? Het was een kunst die gebaseerd was op observatie, geduld en een diep begrip van normaal gedrag.
Elke soort had zijn eigen ritmes, zijn eigen gewoontes, zijn eigen manieren van reageren op veranderingen. Een ervaren boer kende de gewoontes van de vogels op zijn land, zoals hij de gewoontes van zijn eigen kinderen kende. Wanneer iets afweek van het normale patroon, viel het hem onmiddellijk op.

Het ging niet alleen om wat dieren deden, maar ook om hoe zij het deden. Een hert dat nerveus was, bewoog anders dan een hert dat gewoon voorzichtig was. Vogels die waarschuwden voor een roofvogel, klonken anders dan vogels die waarschuwden voor slecht weer. Insecten die zich voorbereiden op regen, gedroegen zich anders dan insecten die zich voorbereiden op kou.

Deze subtiliteiten werden van generatie op generatie doorgegeven. Grootvaders namen kleinzonen mee het bos in en leerden hun niet alleen welke dieren je kon eten en welke je moest vermijden, maar ook welke verhalen elk dier vertelde door zijn gedrag.

Seizoenen
Dieren waren ook levende kalenders, veel betrouwbaarder dan menselijke tijdrekening.
De lente begon niet op een bepaalde datum, maar wanneer de eerste leeuweriken zongen. Dan wisten boeren dat de grond warm genoeg was om te zaaien. De zomer bereikte zijn hoogtepunt wanneer de koekoek ophield met roepen. Dat betekende dat het tijd was voor de oogst van hooi.

De herfst kondigde zich aan wanneer de eerste ganzen zuidwaarts vlogen. Dan moesten de laatste gewassen geoogst worden, het vee binnen gebracht en kon de voorbereiding voor de winter beginnen. En de winter was echt begonnen wanneer de roodborstjes bij de huizen kwamen zoeken naar voedsel. Dan wisten mensen dat de natuur haar milde tijd had gehad en dat de echte kou eraan kwam.

Maar er waren ook veel subtielere signalen. De timing van het broedseizoen vertelde over de verwachte strengheid van de winter. Vroeg broedende vogels bereidden zich voor op een lange winter door hun jongen vroeg groot te laten worden. Laat broedende vogels rekenden op een milde winter die hun jongen meer tijd zou geven om volwassen te worden.

Het aantal broedsel per seizoen voorspelde de beschikbaarheid van voedsel. In jaren dat er veel voedsel zou zijn, broedden vogels vaker. In magere jaren beperkten zij zich tot één broedsel om hun energie te sparen.

Netwerken van informatie
Wat onze voorouders intuïtief begrepen, is dat dieren deel uitmaken van complexe informatiesystemen die zich uitstrekken over grote afstanden.
Trekvogels brachten informatie mee van duizenden kilometers ver weg. Hun gedrag bij aankomst vertelde niet alleen over de omstandigheden tijdens hun reis, maar ook over wat zij hadden achtergelaten en wat zij verwachtten aan te treffen.

Lokale dieren reageerden op die informatie. Wanneer trekvogels nieuws brachten over een strenge winter in het noorden, pasten lokale dieren hun gedrag aan. Wanneer ze verhalen meebrachten over droogte in het zuiden, begonnen lokale dieren zich voor te bereiden op mogelijk voedselgebrek.

Dit netwerk werkte in alle richtingen. Lokale omstandigheden beïnvloedde het gedrag van trekvogels, die die informatie weer meenamen naar andere gebieden. Zo ontstond een wereldwijd informatiesysteem waarin elke plek verbonden was met elke andere plek door de bewegingen van dieren.

Gidsen
Sommige dieren waren ook gidsen naar middelen die mensen anders nooit zouden hadden gevonden.
Bijen leidden mensen naar honingbomen, maar ook naar bronnen van schoon water. Vogels die zich op bepaalde manieren gedroegen, wezen naar nesten vol eieren. Insecten die zich concentreerden op bepaalde plekken, gaven aan waar geneeskrachtige planten groeiden.

In Afrika kende men de honingwijzer, een vogel die mensen naar bijennesten leidde. Maar ook in onze streken hadden mensen dieren leren volgen naar verborgen schatten. Eekhoorns naar notenbomen, konijnen naar schone waterbronnen, bepaalde kevers naar paddenstoelen.

Soms waren het omgekeerde signalen die waardevolle informatie gaven. Plekken waar geen vogels zongen, konden wijzen op gevaarlijke gassen uit de grond. Gebieden waar insecten wegbleven, konden giftige planten herbergen. Water waar geen dieren kwamen drinken, was vaak niet veilig voor mensen.

Stilte
Wanneer stopten dieren met hun verhalen vertellen? Net als bij de bomen was het geen plotselinge stilte, maar een geleidelijk verstommen.
De industrialisatie speelde een grote rol. Het lawaai van machines overstemde de subtiele geluiden waarin dieren hun boodschappen communiceerden. Kunstlicht verstoorde de natuurlijke ritmes van dag en nacht waarop veel dierlijk gedrag gebaseerd was.

Verstedelijking zorgde ervoor dat mensen minder contact hadden met wilde dieren. In steden waren de enige dieren die je regelmatig zag duiven, ratten en huisdieren – dieren die zo aangepast waren aan het stadsleven dat hun gedrag weinig meer vertelde over natuurlijke processen.

Maar misschien wel het belangrijkst: we kregen andere bronnen van informatie. Waarom naar vogels luisteren voor weersvoorspellingen wanneer je de radio kon aanzetten? Waarom het gedrag van insecten bestuderen wanneer je een almanakje kon kopen? Waarom je zorgen maken om de signalen van wilde dieren wanneer je veilig woonde achter dikke muren?

Langzaam verloren we de kunst van het interpreteren van dierlijk gedrag. Wat eens overlevingskennis was, werd een anekdote. Wat eens praktische wijsheid was, werd folklore.

De prijs van onwetendheid
Door niet meer te luisteren naar wat dieren ons vertellen, hebben we ons beroofd van een waarschuwingssysteem dat miljoenen jaren heeft gewerkt.
We missen signalen over klimaatverandering die in dierlijk gedrag al jaren zichtbaar zijn. We negeren waarschuwingen over ecologische verstoringen die dieren veel eerder opmerken dan onze wetenschappelijke instrumenten.
Maar meer dan dat: we hebben onszelf afgesloten van een vorm van communicatie die ons eraan herinnerde dat we niet alleen zijn op deze planeet, dat we deel uitmaken van een groter geheel waarin alle leven met elkaar verbonden is.

Wat we nog kunnen leren
Toch zijn de dieren nooit opgehouden met hun verhalen vertellen. Zij reageren nog steeds op subtiele veranderingen in hun omgeving, waarschuwen nog steeds voor komende gebeurtenissen, geven nog steeds informatie door over wat er gaande is in de wijdere wereld. De vraag is of wij nog kunnen leren luisteren.

Wetenschappers beginnen opnieuw interesse te tonen in wat zij ’traditional ecological knowledge’ noemen – de kennis die inheemse volkeren hebben over het gedrag van dieren. Onderzoek heeft aangetoond dat veel van die ‘bijgeloven’ wetenschappelijk kloppen.

In Japan gebruiken seismologen het gedrag van huisdieren als aanvullende informatie bij het voorspellen van aardbevingen. In verschillende landen onderzoeken wetenschappers of het gedrag van wilde dieren kan helpen bij het voorspellen van natuurrampen.
Maar je hoeft geen wetenschapper te zijn om opnieuw te leren luisteren naar wat dieren vertellen.

Opnieuw leren luisteren
Het begint, zoals altijd, met aandacht. Niet de oppervlakkige aandacht van iemand die even kijkt naar een mooie vogel, maar de diepe aandacht van iemand die echt nieuwsgierig is naar wat die vogel doet, waarom hij het doet, wat het betekent.

Begin klein. Kies een plek waar je regelmatig komt – een park, een stuk bos, je eigen tuin. Leer de bewoners kennen. Welke vogels zie je elke dag? Welke insecten? Welke kleine zoogdieren? Wanneer zijn ze actief? Wat doen ze? Hoe verandert hun gedrag met het weer, met de seizoenen, met de tijd van de dag?

Let op afwijkingen. Wanneer vliegen de zwaluwen anders dan normaal? Wanneer zijn de vogels stiller dan gewoonlijk? Wanneer zie je dieren op plaatsen waar je ze normaal niet ziet?

Probeer patronen te ontdekken. Komt er na bepaald vogelgedrag altijd regen? Zijn insecten actiever voor bepaalde weersoorten? Gedragen wilde dieren zich anders voor seizoensveranderingen?

De terugkeer van de gidsen
Er zijn tekenen dat we langzaam terugkeren naar een meer verbonden relatie met dieren. Natuurtherapeuten gebruiken contact met dieren als genezing voor trauma en depressie. Stedelijke tuiniers leren weer de signalen herkennen van nuttige insecten en vogels.

Kinderen, die nog niet hebben geleerd dat dieren ‘alleen maar dieren’ zijn, luisteren nog spontaan naar wat dieren hen vertellen. Zij zien de angst van een vogel, de opwinding van een eekhoorn, de tevredenheid van een kat die in de zon ligt. Misschien zijn zij onze leraren in het opnieuw ontdekken van deze oude kunst.

Ook huisdiereigenaren ervaren nog elke dag hoe dieren reageren op subtiele veranderingen in hun omgeving. Honden die onrustig worden voor onweer, katten die verdwijnen voor er visite komt, paarden die nerveus zijn wanneer hun eigenaar gespannen is.

Een wereld vol verhalen
Uiteindelijk gaat het niet om het praktische nut van dierlijke voorspellingen – hoewel dat zeker waardevol is. Het gaat om het besef dat we leven in een wereld vol verhalen, vol betekenis, vol communicatie tussen alle levende wezens.
Wanneer je leert luisteren naar wat dieren vertellen, besef je dat je nooit alleen bent. Dat elke wandeling door de natuur een wandeling is door een levend nieuwsnetwerk. Dat elke dag vol is van boodschappen, waarschuwingen, uitnodigingen, verhalen.

De oude boer die opkeek wanneer de zwaluwen laag vlogen, was niet primitief of bijgelovig. Hij was onderdeel van een informatiesysteem dat duizenden jaren had bewezen betrouwbaar te zijn. Hij leefde in een wereld waarin alle leven met elkaar verbonden was, waarin elke verandering door het hele systeem werd doorgegeven.

Wij kunnen die wereld niet meer terugkrijgen, er is te veel veranderd. Maar we kunnen wel leren van de wijsheid die erin besloten lag. We kunnen opnieuw leren luisteren naar de verhalen die dieren nog steeds vertellen.
We kunnen opnieuw leren leven als onderdeel van het grote verhaal van het leven op aarde, in plaats van als toeschouwers die er van buitenaf naar kijken.
De verhalen zijn er nog steeds. De dieren vertellen ze nog steeds. De vraag is alleen: zijn wij nog bereid om te luisteren?