© Nika_Akin

Er is iets fascinerends aan mensen die verdwijnen. Niet op een dramatische manier als in een true crime documentaire of een mysterie dat opgelost moet worden. Maar mensen die we niet kunnen vinden. Die geen digitale voetafdruk hebben, die niet op te zoeken zijn, van wie we niet weten waar ze zijn of wat ze doen.
Ze intrigeren ons. Maar ze maken ons ook ongemakkelijk. Want in een wereld waarin iedereen vindbaar is, voelt onvindbaar zijn verdacht. We googlen iemands naam, vinden niets en we denken: waarom niet? Wat heeft deze persoon te verbergen? Wat klopt er niet?
We zijn zo gewend geraakt aan zichtbaarheid dat afwezigheid op zichzelf al een statement lijkt. Een keuze die uitleg behoeft. Alsof niet zichtbaar zijn iets is waar je een goede reden voor moet hebben. Maar er is een hele wereld van mensen die niet zichtbaar zijn. Niet omdat ze dat bewust kiezen, maar omdat ze er simpelweg niet toe doen in het systeem dat zichtbaarheid creëert. En over hen gaat dit verhaal.

De mensen die we niet zien
Loop door een willekeurige stad en let eens op wie je niet ziet. Ik bedoel: wie je letterlijk niet opmerkt, wiens blik je ontwijkt, wie je voorbijloopt alsof ze er niet zijn.
De dakloze man bij het station. De vrouw die in de bibliotheek zit omdat ze overdag geen andere plek heeft. De illegaal die groente plukt in een kas, ’s nachts werkt in een magazijn, bestaat in de schaduw van de samenleving.

Deze mensen zijn niet verdwenen naar een berg of een bos. Ze zijn hier, tussen ons. Maar ze zijn onzichtbaar, want we hebben geleerd om ze niet te zien.
Soms is het letterlijk: we kijken weg als we langslopen. We willen het ongemak niet voelen, de confrontatie niet aangaan. Dus we doen alsof ze er niet zijn. En na een tijdje zijn ze er ook echt niet meer. Niet in onze waarneming en niet in ons bewustzijn.

Andere keren is het structureler: mensen die geen papieren hebben, geen vaste woon- of verblijfplaats, geen BSN-nummer. Zij bestaan niet in het systeem. En wat het systeem niet registreert, bestaat niet echt. Niet officieel. Niet op een manier die telt.

Onzichtbaarheid als structureel probleem
Het punt is: onzichtbaarheid is niet altijd een keuze. Voor veel mensen is het een realiteit die hen wordt opgelegd door een maatschappij die bepaalde levens wel ziet en andere niet.
Denk aan de vluchtelingen in het asielzoekerscentrum. Jarenlang in een soort limbo, wachtend op een beslissing over of hij of zij mag blijven of moet gaan. Geen werk, geen toekomst, geen stem. Ze zijn hier, fysiek aanwezig, maar maatschappelijk gezien zijn zij nergens. Ze tellen niet mee in de gesprekken over wie we zijn als samenleving. Ze zijn onzichtbaar gemaakt.

Of denk aan de oudere vrouw die alleen woont, geen familie meer heeft, langzaam uit beeld verdwijnt. Niemand belt, niemand komt langs. Ze bestaat nog, maar alleen voor zichzelf. En als ze op een dag dood gevonden wordt, dagen, weken of maanden later, dan is het grote verhaal: hoe kan het dat niemand het merkte?
Het antwoord is simpel en pijnlijk: omdat we haar al niet meer zagen toen ze nog leefde.

De paradox van zichtbaarheid
En hier komt de paradox naar voren die dit tweeluik doortrekt.
In deel 1 zagen we mensen die hyperzichtbaar zijn, maar oppervlakkig gezien worden. Hun etalage is perfect, maar wie ze werkelijk zijn blijft verborgen.
Hier zien we het omgekeerde: mensen die volledig onzichtbaar zijn, maar wier aanwezigheid – als we zouden kijken – juist heel fundamentele vragen oproept over wie we zijn als samenleving.

Want de dakloze man bij het station, de vluchteling in het azc, de eenzame oudere; zij vertellen een verhaal over ons. Over wat we belangrijk vinden, wie we de moeite waard vinden om te zien, waar we onze aandacht aan geven. En het verhaal dat ze vertellen is niet fraai.

Wat onzichtbaarheid doet met iemand
Er is onderzoek gedaan naar wat er gebeurt met mensen die langdurig onzichtbaar zijn. Daklozen, gevangenen in isolatie, mensen in diepe eenzaamheid. En wat blijkt: onzichtbaar zijn tast je identiteit aan. Want wie ben je als niemand je ziet? Als er geen ogen zijn die je bevestigen, geen stemmen die je naam zeggen, geen interacties waarin je voelt dat je bestaat?

Je begint te vervagen. Niet fysiek, maar psychisch. Het gevoel dat je ertoe doet, dat je leven betekenis heeft, wordt steeds zwakker. En uiteindelijk geloof je het zelf ook niet meer.
Dat is de keerzijde van wat we bespraken in deel 1. Daar zagen we dat hyperzichtbaarheid niet betekent dat je gezien wordt. Hier zien we dat onzichtbaarheid betekent dat je stukje bij beetje verdwijnt. Niet alleen uit het zicht van anderen, maar ook uit je eigen gevoel van bestaan.

Wat we verliezen door niet te kijken
Door niet te kijken naar de onzichtbaren verliezen we iets essentieel: verbinding met de realiteit van hoe onze samenleving functioneert.
We denken dat we in een meritocratie leven waarin iedereen krijgt wat hij verdient. Maar we zien niet de mensen die hard werken en toch niet rond komen. We zien niet de structuren die bepaalde levens mogelijk maken en andere onmogelijk.

We denken dat iedereen die het moeilijk heeft zelf verantwoordelijk is voor zijn situatie. Maar we zien niet hoe gemakkelijk het is om te vallen, en hoe moeilijk het is om weer op te krabbelen als er geen netwerk is, geen buffer, geen vangnet.

We denken dat we goede mensen zijn, empathisch en betrokken. Maar we lopen dagelijks langs mensen die onze hulp nodig hebben zonder ze te zien.
En het gemak waarmee we dat doen – het gemak waarmee we wegkijken – zegt iets over ons. Over wat zichtbaarheid betekent in onze tijd. Over wie we de moeite waard vinden om te zien.

De uitnodiging om te kijken
Dit is geen roep om schuld. Ik schrijf dit niet om je een slecht gevoel te geven over alle keren dat je bent doorgelopen, niet hebt geholpen, niet hebt gezien.
Want ik doe het ook. We doen het allemaal. Het is bijna onmogelijk om niet te doen in een wereld die zo vol is, zo druk, zo eindeloos vraagt om je aandacht.
Maar misschien kunnen we af en toe stoppen. Letterlijk stoppen.
En kijken naar iemand die we normaal niet zouden zien. Een gesprek aangaan. Een gebaar maken. Iets kleins doen dat zegt: ik zie je. Je bent er. Je telt.
Want dat is wat mensen nodig hebben. Niet per se geld of hulp, hoewel dat ook helpt, maar vooral gezien worden. Erkend worden in hun bestaan, in hun waardigheid, in hun menselijkheid.

Verdwijnen en verschijnen
En nu komt de tweede helft van de paradox.
In deel 1 zagen we hoe diepte verdwijnt ín zichtbaarheid. Mensen die constant gezien worden, maar vooral hun etalage tonen en zichzelf verliezen in het optreden.
Hier zien we iets anders: mensen die letterlijk verdwenen zijn, maar wier aanwezigheid juist ongelooflijk betekenisvol is.

De dakloze heeft een verhaal. De vluchteling heeft een geschiedenis. De eenzame oudere heeft een leven geleefd vol van ervaringen, wijsheid, littekens. Maar we zien het niet, omdat we niet kijken. Wat verdwenen lijkt, is eigenlijk alleen maar onzichtbaar gemaakt. En wat zichtbaar lijkt, is vaak alleen maar oppervlakte.

De vraag naar waardigheid
Uiteindelijk draait dit alles om waardigheid. Om de vraag: wie verdient het om gezien te worden? En het antwoord zou simpel moeten zijn: iedereen. Elk mens, ongeacht zijn situatie, zijn status, zijn nut voor de samenleving.
Maar in de praktijk is dat niet hoe het werkt. We zien bepaalde mensen en andere niet. We maken onderscheid – bewust of onbewust – in wie er toe doet en wie niet.
En dat onderscheid is niet onschuldig. Het creëert een wereld waarin sommige levens tellen en andere niet. Waarin sommige mensen gezien worden en andere verdwijnen.
En de vraag is: is dat de wereld waarin we willen leven?

Wat blijft er over als we niet meer gezien worden?
Dit was de vraag uit de introductie. En nu kunnen we hem beantwoorden. Als we niet meer gezien worden, blijft er minder over dan we zouden willen. Want een deel van wie we zijn ontstaat in de blik van de ander. In de erkenning, de interactie, de bevestiging dat we bestaan en ertoe doen. Maar er blijft ook meer over dan we denken. Want er is een kern in ieder van ons die bestaat onafhankelijk van of we gezien worden. Een waardigheid die intrinsiek is, niet verdiend of toegekend, maar gewoon aanwezig.

Het probleem is dat die waardigheid onder druk komt te staan als niemand hem erkent. Als je jarenlang onzichtbaar bent, begin je te twijfelen of die kern er wel is. Of je wel echt bestaat. En daarom is het zo belangrijk dat we elkaar zien. Niet de etalages, niet het optreden, maar de echte mensen. Inclusief – en misschien vooral – de mensen die we normaal niet zouden zien.

De verbinding tussen beide delen
Dit tweeluik ging over een paradox: we zijn zichtbaarder dan ooit, maar zien elkaar minder dan ooit. In deel 1 zagen we hoe we onszelf zichtbaar maken, maar daarbij verdwijnen. Hoe we ons etaleren, maar ons echte zelf verbergen. Hoe we fragmenten tonen, maar het geheel uit zicht verdwijnt.

In deel 2 zien we het omgekeerde: mensen die volledig onzichtbaar zijn, maar die ons het meeste kunnen leren over wat het betekent om mens te zijn.
En de uitnodiging is deze: kijk. Echt kijken. Niet consumeren, niet oordelen, niet meteen doorlopen. Maar stilstaan bij wat je ziet. Of beter: bij wat je niet ziet, maar zou moeten zien.

Want misschien is dat wel de essentie: dat zien een keuze is. Een actieve handeling. Iets wat moeite kost, aandacht vraagt, overgave vergt.
En die moeite is het waard. Want in het zien van de ander, zie je ook jezelf. In het erkennen van iemands waardigheid, bevestig je je eigen menselijkheid.

Wat betekent aanwezigheid?
Dit tweeluik begon met een vraag: worden we ook werkelijk gezien? En het antwoord is dit: aanwezigheid is niet hetzelfde als zichtbaarheid. Je kunt heel zichtbaar zijn en toch niet aanwezig. Je kunt overal zijn – op elk scherm, in elke feed – en tegelijkertijd nergens. Want aanwezigheid vraagt om meer dan zichtbaarheid. Het vraagt om diepte, om echtheid, om de bereidheid om gezien te worden zoals je bent.

En omgekeerd: je kunt onzichtbaar zijn en toch aanwezig. De dakloze die je groet, de vluchteling die zijn verhaal deelt, de oudere die nog leeft ook al belt niemand haar – zij zijn er. Hun aanwezigheid is reëel, ook al zien we het niet.

De uitdaging is om aanwezig te zijn en om aanwezigheid te zien. Niet de etalage, niet het optreden, niet het beeld, maar de mens. Met al zijn complexiteit, zijn tegenstrijdigheden, zijn schoonheid en zijn pijn. Want dat is wat we allemaal diep van binnen willen: gezien worden zoals we zijn. En anderen zien zoals zij zijn. En misschien begint dat met één simpele daad:
echt zien. Zonder scherm, zonder oordeel, zonder haast.