Er is een nieuwe topsport in Nederland. Het heet whataboutism.
De regels zijn simpel: iemand brengt een serieus probleem op, en jij gooit er razendsnel een in jouw ogen groter, erger of probleem elders overheen. Bonuspunten voor volume en verontwaardigde toon.
Zeg je iets over Gaza: “Maar waarom zeg je nooit iets over Soedan?”
Noem je racisme in Nederland: “Maar in Saoedi-Arabië hebben vrouwen het pas echt zwaar.”
Heb je het over stikstof: “Maar China dan?!”
Zie daar de gouden medaille.
Whataboutism is briljant, want je hoeft zelf nooit verantwoordelijkheid te nemen. Je hoeft niet te luisteren, niet te twijfelen, niet te veranderen. Je kunt moreel superieur lijken terwijl je eigenlijk alleen maar de discussie saboteert.
Het is de perfecte ontsnapping uit elke ongemakkelijke waarheid. Want waarom zou je naar binnen kijken als je ook naar buiten kunt wijzen? Waarom stilstaan bij wat je zou kunnen doen, als je ook kunt opsommen wat anderen fout doen?
Stel je voor dat we dit overal zouden doen.
Brandweer: “Uw huis staat in brand.”
Bewoner: “Maar in Australië zijn hele bossen afgefikt!”
Arts: “Uw hartslag is gevaarlijk hoog.”
Patiënt: “Maar in Afrika sterven meer mensen, hoor.”
Leraar: “Je zoon heeft moeite op school.”
Ouder: “Maar kinderen in oorlogsgebieden kunnen helemaal niet naar school!”
Het klinkt absurd, totdat je een gesprek opent en ziet dat het dagelijkse praktijk is. Want dat is het cynische aan whataboutism: het maskeert zich als betrokkenheid. De whatabouter lijkt zich druk te maken om alle ellende in de wereld. Kijk eens hoe goed geïnformeerd, hoe wereldwijs, hoe bewust van het grotere geheel!
Maar probeer eens een gesprek te voeren over dat andere, zogenaamd belangrijkere probleem dat ze aanhalen. Dan valt de betrokkenheid als een kaartenhuis in elkaar. Want het ging nooit om Soedan, of China, of de situatie elders. Het ging erom niet te hoeven praten over wat hier gebeurt.
De waarheid is dat whataboutism geen kritische blik is. Het is een intellectueel sausje over pure desinteresse. Een excuus om niets te hoeven voelen en niets te hoeven doen. Het suggereert dat er een hiërarchie bestaat van problemen, met één ultiem, allesoverheersend drama waarover we ons mogen bekommeren. Alsof empathie en actie eindige grondstoffen zijn die we zuinig moeten verdelen.
Maar zo werkt de wereld niet. We kunnen tegelijkertijd bezorgd zijn om de stikstofcrisis én om de situatie in China. We kunnen racisme in Nederland aanpakken én ons zorgen maken om vrouwenrechten in Saoedi-Arabië. Problemen zijn geen wedstrijd waar er maar één winnaar kan zijn.
Dus ja, er zijn meer oorlogen, meer crises en meer rampen. Dat klopt. Maar als alles altijd overstemd wordt door iets ergers of een situatie elders, blijft er uiteindelijk één ding over, namelijk stilte.
En in die stilte brandt je huis gewoon af. In die stilte blijven kinderen gepest worden op school, blijven mensen discriminatie ervaren, blijven ecosystemen kapotgaan. In die stilte verandert er niets, omdat we te druk zijn met wijzen naar elders om onze eigen handen uit de mouwen te steken.
De ironie van whataboutism is dat het, terwijl het pretendeert alle ellende van de wereld te zien, uiteindelijk bijdraagt aan meer van diezelfde ellende. Door elk probleem weg te wuiven met een groter probleem of een situatie elders, zorgen we ervoor dat geen enkel probleem de aandacht krijgt die het verdient.
Misschien is het tijd om de gouden medaille in te leveren en gewoon eens te luisteren. Want soms is het huis dat in brand staat gewoon het huis dat in brand staat. En dat verdient onze aandacht, ongeacht hoeveel andere huizen er elders branden.