
Het besef kwam geleidelijk, zoals de meeste levensveranderende inzichten. Ik stond in de supermarkt en keek toe hoe een vriendin in mijn ogen kortaf deed tegen de kassamedewerker. En daar stond ik dan, als een soort menselijke excuus-machine, breed te glimlachen naar de arme vrouw achter de kassa alsof ik wilde zeggen: “Sorry hoor, ze is normaal veel aardiger, ze heeft waarschijnlijk gewoon honger. Vind ons vooral heel erg leuk!”
Wat deed ik daar eigenlijk? Waarom voelde ik de intense drang om altijd maar aardig gevonden te vonden? Waarom was ik zo bang dat iemand een slechte indruk van ons zou krijgen? Het drong tot me door hoe klein ik mezelf had gemaakt, hoe ik was verworden tot een soort sociale schokdemper die ervoor zorgde dat alles maar lekker soepel verliep.
Tijd voor verandering, besloot ik. Tijd om in mijn kracht te gaan staan. Nee zeggen, grenzen stellen, voor mezelf opkomen – de hele zelfhulp-catalogus kwam voorbij. En natuurlijk ging dat in het begin fantastisch. Ik voelde me als een krijger die eindelijk haar zwaard had gevonden. Tot die bewuste dag bij de containers…
Daar stonden we dan, mijn vriendin en ik, worstelend met een stuk karton dat blijkbaar was ontworpen door iemand die nog nooit een papiercontainer van dichtbij had gezien. We vouwden, drukten, wrongen, maar dat vervloekte ding wilde maar niet door die gleuf. Uiteindelijk legden we het even op de container om wat meer spullen uit de auto te pakken.
En toen klonk er een stem. Een man, denigrerend, alsof hij het tegen een klein kind had: “Laten we dat daar liggen?”
Vroeger zou ik me in bochten hebben gewrongen. Zou ik hebben gestameld over hoe het echt een ongelukje was, hoe we het natuurlijk nooit zo zouden achterlaten. Sorry, sorry, sorry voor de overlast! Ik zou hebben geglimlacht tot mijn kaken pijn deden.
Maar nu niet. Want ik wist heel goed dat als je daar normaal staat en iets lukt je niet, je meestal de vraag krijgt: “Zal ik even helpen?” Dat was me immers zo vaak overkomen. Barmhartige samaritanen genoeg in deze wereld.
Maar deze man was dat niet. Toch was dat niet het enige waardoor het mis ging. Dat was de toon waarmee hij tegen ons sprak. Het was de aanname dat we ordinaire vuilnislozende asocialen waren. En dat hij liever meteen zijn kritiek uitsprak, dan simpelweg even helpen.
Ik haalde dan ook diep adem. Telde tot twee. (Het was de bedoeling om tot tien te tellen, maar blijkbaar stond mijn geduld nog in de kinderschoenen.)
“Dat kan ook op een andere toon, denk je niet?” zei ik, behoorlijk fel.
En toen brak de hel los.
Wat volgde was een scheldpartij die de geschiedenisboeken in had kunnen gaan. Hij begon te schreeuwen, ik schreeuwde terug, zijn vrouw deed uiteindelijk ook mee, en er verzamelde zich een menigte mensen die kwam kijken waarom deze mensen daar als waanzinnigen stonden te brullen over hoe de toon de muziek maakt en dat hij toch echt eens moest leren zijn mond te houden. Waarop zij brulden dat we niet eens ons best hadden gedaan.
Best ironisch: daar sta je te schreeuwen over hoe belangrijk een beschaafde toon is.
Maar het was niet alleen woede over dit moment waardoor ik zo reageerde. Het was alsof alle opgekropte frustraties van jaren eruit kwamen. Al die keren dat ik mijn mond had gehouden. Al die keren dat ik had geglimlacht als een automaat. Al die keren dat ik was gecorrigeerd, aan banden was gelegd, klein was gehouden. Want je moet toch een keurig meisje zijn.
Mijn vriendin stond erbij met open mond. Toen het eindelijk over was en we wegliepen, stamelde ze: “Zo is nog nooit iemand voor mij opgekomen.”
Achteraf, toen de adrenaline was weggezakt en we wegreden, barstten we in lachen uit.
Ik was eindelijk eens voor ons opgekomen. Alleen de methode was misschien wat discutabel.
Blijkbaar is in je kracht staan ook gewoon een vaardigheid die je moet oefenen. En soms betekent oefenen dat je er een puinhoop van maakt. Dat je van glimlach-automaat naar container-krijger gaat, zonder even te stoppen bij gewoon normaal mens.
Maar weet je wat? Liever een overdreven reactie dan helemaal geen reactie. Liever een fout maken terwijl ik probeer op te komen voor mezelf, dan perfect zijn terwijl ik mezelf weggeef.
En de volgende keer? Dan tel ik misschien wel tot drie.