Wanneer we spreken over femicide, partnergeweld en vrouwenhaat, richten we ons vaak op het eindpunt: de klap, de moord, de rechtszaak. Maar om dit geweld en deze vorm van haat echt te begrijpen, moeten we kijken naar waar het begint. Niet in de relatie, maar veel eerder. In de kinderkamer, op het schoolplein, achter de computer, in de vriendenkring.
De meeste mannen worden geen vrouwenhater, maar alle mannen groeien op in hetzelfde systeem – een systeem van duizenden kleine momenten, impliciete boodschappen en maatschappelijke structuren die hen leren dat mannelijkheid draait om dominantie, en dat vrouwen daar onderdeel van zijn. Voor sommigen blijft dit bij ongemakkelijke gedachten of ongepaste opmerkingen. Anderen leren dit systeem te doorbreken. Maar voor een deel escaleert het naar controle, mishandeling en uiteindelijk moord.
De vraag is niet alleen waarom deze man hiertoe overgaat. De vraag is: hoe heeft onze samenleving hem geleerd dat hij daartoe het recht had?
Het onzichtbare begin
De eerste lessen beginnen vroeg. Jongens leren dat huilen zwakte is, dat emoties gevaarlijk zijn. Maar veel belangrijker: ze leren dat ze constant moeten bewijzen dat ze man genoeg zijn. En daar begint de echte destructie.
Want wat betekent het eigenlijk om een man te zijn? Een twaalfjarige jongen weet dat niet. Hij ziet zijn vader, maar lang niet elk rolmodel praat over gevoelens, onzekerheden of wat het betekent om man te zijn. Hij ziet mannen op tv, in films, in pornografie, maar dat zijn fantasieën. De echte wereld biedt hem geen duidelijk antwoord, alleen een constante test: ben je man genoeg?
Deze onzekerheid – deze fundamentele verwarring over wat mannelijkheid inhoudt – maakt jongens vatbaar voor de eenvoudigste definities. En die eenvoudigste definitie is altijd dezelfde: een echte man heeft macht. Over zichzelf, over anderen, over vrouwen.
Dit is het stille curriculum van mannelijkheid: een opleiding die geen enkele school officieel aanbiedt, maar die elke jongen in Nederland doorloopt. Het is een training in onzekerheid die wordt gemaskeerd als dominantie, een zoektocht naar identiteit die wordt omgeleid naar controle.
Tegelijkertijd leren deze jongens wat vrouwelijkheid betekent. Niet door expliciete lessen, maar door wat ze zien en horen. Vrouwen in reclamespotjes die extase veinzen over schoonmaakmiddelen. Popmuziek waarin vrouwen “bitches” en “ho’s” worden genoemd. Films waarin de held de vrouw “krijgt” als beloning voor zijn moed. Een nieuwslezer die spreekt over een “relationeel drama” wanneer een man zijn ex-vrouw heeft doodgeschoten.
Deze boodschappen zijn zo alomtegenwoordig dat ze onzichtbaar worden. Ze vormen de achtergrondmuziek van het opgroeien in Nederland, een constante stroom van signalen over wie waar thuishoort in de hiërarchie van de samenleving. Nederland beweert alles goed op orde te hebben, maar de pr-machine doet zijn werk uitstekend. Daardoor blijft vaak onzichtbaar hoe destructief het daadwerkelijk is, en dat we hebben genormaliseerd wat niet normaal is.
De digitale versterker
Voor de huidige generatie jonge mannen speelt het internet een cruciale rol in deze vorming. Het Nederlandse jeugdinstituut Rutgers heeft onderzocht dat de gemiddelde Nederlandse jongen voor zijn dertiende pornografie heeft gezien. Voor veel jongens vormt pornografie de eerste “seksuele voorlichting” – een voorlichting waarin vrouwen bestaan om mannelijke fantasieën te vervullen, waarin geweld sexy is, waarin “nee” eigenlijk “ja” betekent.
Maar nog destructiever is wat pornografie jongens leert over seks zelf. Seks wordt gepresenteerd als iets waar mannen actief zijn en vrouwen passief. Waar hij de handelende persoon is en zij het object waarop gehandeld wordt. Het draait om penetratie, om mannelijke orgasmes, om mannelijke fantasieën. Voorspel – als het er al is – wordt getoond als iets wat mannen doen om vrouwen “klaar te maken” voor wat er echt toe doet: zijn bevrediging.
Deze voorstelling van seks als mannelijke dominantie heeft verwoestende gevolgen die zich decennialang in relaties voortzetten. Onderzoek van Rutgers toont aan dat een meerderheid van de Nederlandse vrouwen nooit of zelden een orgasme heeft tijdens seks met een partner. Niet omdat ze dat lichamelijk niet kunnen, maar omdat ze hebben geleerd dat seks draait om hem. Ze hebben geleerd om zijn genot na te bootsen, om zijn ego te strelen, om zich te concentreren op hoe ze eruitzien voor hem in plaats van op wat zij voelen.
En voor de mannen? Die hebben geleerd dat goede seks betekent dat zij de controle hebben. Dat een “goede minnaar” zijn betekent dat je een vrouw laat “schreeuwen” – weer die taal van dominantie en controle. Want in dat geval wordt zelfs haar orgasme gezien als iets waar hij de controle over heeft. Niet: hoe zorg je ervoor dat ze zich veilig voelt, dat ze kan ontspannen, dat ze kan verkennen wat haar lichaam prettig vindt. Nee: hoe toon je aan dat jij de baas bent, dat jij haar kunt “laten komen”. Zelfs in het meest intieme moment tussen mensen wordt mannelijkheid gedefinieerd door macht over de ander.
Maar het probleem beperkt zich niet tot pornografie. Op sociale media floreren communities die vrouwenhaat normaliseren en versterken. De zogenaamde “manosphere” – een losjes georganiseerd netwerk van forums, YouTube-kanalen, social media en websites – predikt dat feminisme de mannelijke identiteit bedreigt, dat vrouwen manipulatieve wezens zijn die mannen willen onderdrukken, dat geweld soms de enige oplossing is.
Nederlandse jongens komen in aanraking met deze ideeën via algoritmes die hen steeds extremere content voorschotelen. Een onderzoek van de Universiteit van Amsterdam liet zien hoe jongeren die beginnen met het bekijken van “onschuldige” content over mannelijkheid binnen enkele klikken bij expliciet vrouwenhatende content uitkomen.
De vriendenkring
Maar de digitale wereld versterkt alleen wat er offline al gaande is. In vriendenkringen leren jongens wat “echte” mannelijkheid betekent – of liever, ze leren wat het niet is. En wat het wel is, wordt gedefinieerd door hoe je vrouwen behandelt.
Hier ontstaan de zogenaamde sperma-emmers – denigrerende termen waarmee groepen jongens vrouwelijke klasgenoten bestempelen. Hier worden banga-lijsten opgesteld waarop meisjes worden “beoordeeld” op hun seksuele beschikbaarheid. Hier worden naaktfoto’s van klasgenotes gedeeld via WhatsApp met namen die te grof zijn om te herhalen. En het ergste? We beweren dan dat het haar eigen schuld is, dat ze erom gevraagd heeft.
Hier leren jongens om vrouwen in te delen in categorieën: “slet” die je wel neukt maar niet serieus neemt, en “brave meisjes” die je mee naar huis neemt om aan je ouders voor te stellen.
De taal alleen al is vernietigend. Vrouwen zijn geen mensen, ze zijn “sperma-emmers”, “gaten om gevuld te worden”, objecten die bestaan voor mannelijk gebruik. Deze woorden zijn niet onschuldig – ze zijn mentale oefeningen in ontmenselijking, als voorbereiding op het moment dat deze jongens werkelijk macht over vrouwen krijgen.
En voor de jongens die zich ongemakkelijk voelen bij deze taal en dit gedrag? Die leren al snel dat protest gevaarlijk is. Wie niet meedoet, wordt zelf het mikpunt. De groep functioneert als een krachtige sociale motor die conformiteit afdwingt en extremiteit beloont.
De economische werkelijkheid
Ondertussen groeit deze generatie jongens op in een samenleving waar vrouwen formeel gelijke rechten hebben, maar de werkelijkheid ingewikkelder is. Nederland staat internationaal bekend om zijn gelijkwaardigheidstradities, maar de cijfers vertellen een ander verhaal. Vrouwen verdienen nog altijd 14 procent minder dan mannen voor hetzelfde werk. Slechts 28 procent van de leidinggevende posities wordt door vrouwen ingenomen. En vrouwen doen nog altijd twee derde van al het onbetaalde zorgwerk.
Deze ongelijkheden zijn niet alleen statistieken – ze zijn dagelijkse realiteiten die jongens leren dat vrouwen minder waard zijn. Als mama altijd degene is die het huishouden doet, terwijl papa “belangrijk” werk heeft. Als de baas van papa een man is, en de secretaresse een vrouw. Als mama minder verdient dan papa, ook al heeft ze dezelfde opleiding.
Deze economische realiteit creëert en behoudt machtsstructuren die intimiteit kunnen vergiftigen. Onderzoek van het WODC (Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum) laat zien dat economische afhankelijkheid een van de sterkste voorspellers is van partnergeweld. Vrouwen die financieel afhankelijk zijn van hun partner lopen driemaal zoveel risico op mishandeling.
Maar er is een perverse paradox: vrouwen die juist economisch succesvol worden, lopen ook verhoogd risico. CBS-cijfers tonen aan dat hoogopgeleide vrouwen met een goed inkomen significant vaker te maken krijgen met partnergeweld dan gemiddeld. De verklaring is even logisch als angstaanjagend: economische zelfstandigheid van vrouwen wordt door sommige mannen ervaren als een bedreiging van hun mannelijke identiteit, een uitdaging die met geweld moet worden beantwoord.
Religie als rechtvaardiging
Voor veel Nederlandse mannen spelen religieuze of culturele tradities een rol in de legitimatie van mannelijke dominantie. Onderzoek van de Universiteit Utrecht liet zien dat in alle grote religieuze stromingen in Nederland interpretaties bestaan die vrouwelijke onderdanigheid als goddelijke wil presenteren.
Deze interpretaties zijn niet representatief voor de religies als geheel, maar ze bieden mannen die geneigd zijn tot controle en geweld een krachtige rechtvaardiging. “God wil dat vrouwen gehoorzamen” is een argument dat moeilijk te weerleggen valt voor vrouwen die zelf gelovig zijn.
Het probleem is niet de religie op zich, maar de selectieve interpretatie ervan. Progressieve religieuze leiders wijzen er regelmatig op dat dezelfde teksten die gebruikt worden om vrouwenonderdrukking te rechtvaardigen, ook liefde, respect en gelijkwaardigheid prediken. Maar die stemmen zijn vaak zachter dan die van hen die dominantie verkondigen.
De escalatie naar geweld
Al deze factoren samen – de opvoeding, de digitale cultuur, de vriendenkring, de economische realiteit, de religieuze rechtvaardiging – creëren een fundament waarop geweld kan gedijen. Maar de meeste mannen die in dit systeem opgroeien, worden geen vrouwenhater. Wat maakt het verschil?
Onderzoek naar daders van partnergeweld toont consistente patronen. Het zijn vaak mannen die hebben geleerd dat hun eigenwaarde afhangt van controle over anderen, met name vrouwen. Mannen die emotioneel beperkt zijn en woede als enige toegestane emotie hebben geleerd. Mannen die vrouwen zien als bezit in plaats van als autonome mensen.
De escalatie naar geweld volgt meestal een herkenbaar patroon. Het begint met emotionele manipulatie en controle. Hij bepaalt wat ze aantrekt, met wie ze omgaat, waar ze naartoe gaat. Hij isoleert haar van vrienden en familie. Hij maakt haar financieel afhankelijk. En als zij verzet biedt, als zij dreigt te vertrekken, dan escaleert de controle naar geweld.
Het Nederlandse veiligheidshuis-systeem heeft de afgelopen jaren geleerd dat er specifieke momenten zijn waarop het risico op dodelijk geweld het grootst is. Zwangerschap is er een – het moment waarop een vrouw het meest kwetsbaar is, wordt door gewelddadige mannen gezien als het moment om de controle te verstevigen. Scheiding is een ander kritiek moment. CBS-cijfers tonen aan dat 60 procent van de femicides in Nederland wordt gepleegd door ex-partners, vaak vlak na de scheiding.
De kosten voor iedereen
Dit systeem van mannelijke dominantie en vrouwenonderdrukking kost de Nederlandse samenleving jaarlijks miljarden euro’s. Niet alleen in directe kosten – zorg voor slachtoffers, rechtszaken, gevangenisstraf – maar ook in verloren economische productiviteit. Het Centraal Planbureau berekende dat gendergerelateerd geweld Nederland jaarlijks 3,2 miljard euro kost.
Maar de kosten zijn niet alleen economisch. Dit systeem beperkt ook mannen. Jongens die leren dat emoties zwakte zijn, groeien op tot mannen die geen diepe vriendschappen kunnen aangaan, die geen betrokken vaders kunnen zijn, die geen kwetsbare intimiteit kunnen ervaren. Onderzoek van de GGD toont aan dat mannen die vasthouden aan traditionele mannelijkheidsidealen significant vaker depressief zijn en vaker suïcide plegen dan mannen die een meer genuanceerd beeld van mannelijkheid hebben.
De cyclus herhaalt zich ook in de volgende generatie. Kinderen die opgroeien in gezinnen waar geweld normaal is, lopen zelf een verhoogd risico om later dader of slachtoffer te worden. Niet omdat geweld genetisch is, maar omdat zij leren dat dit de normale manier is om met conflict om te gaan.
De keuze
Elke man die een vrouw haat, mishandelt of vermoordt maakt uiteindelijk een individuele keuze. Hij had ook anders kunnen kiezen. Hij had kunnen leren om met woede om te gaan, om hulp te zoeken, om weg te gaan uit een relatie die niet werkte. Die individuele verantwoordelijkheid moet centraal blijven staan.
Maar die individuele keuze wordt wel mogelijk gemaakt door een systeem dat hem vanaf zijn geboorte heeft geleerd dat vrouwen minder waard zijn dan hij. Een systeem dat hem heeft geleerd dat mannelijkheid bewezen moet worden door dominantie. Een systeem dat hem heeft geleerd dat geweld een acceptabele manier is om problemen op te lossen.
We kunnen dit systeem doorbreken, maar alleen als we erkennen hoe diep het geworteld is. Het gaat niet alleen om “slechte mannen” die vrouwen mishandelen. Het gaat om een cultuur die zulke mannen produceert. Een cultuur waarin we allemaal participeren, waarin we allemaal gevormd worden, waarin we allemaal verantwoordelijkheid dragen.
De oplossing ligt niet in harder straffen of betere opvang – hoewel die belangrijk blijven. De oplossing ligt in het anders opvoeden van jongens. In het doorbreken van de vriendenkringcultuur die vrouwen objectificeert. In het aanpakken van de digitale platforms die haat verspreiden. In het creëren van economische gelijkheid. In het bieden van alternatieve modellen van mannelijkheid.
Maar bovenal ligt de oplossing in het erkennen van een ongemakkelijke waarheid: dat elke keer dat we zwijgen wanneer een vrouw wordt gereduceerd tot een seksobject, elke keer dat we niet ingrijpen wanneer een man zijn partner controleert, elke keer dat we doen alsof dit geweld onvermijdelijk is – dat we dan medeplichtig zijn aan het systeem dat dit geweld mogelijk maakt.
De vraag is niet waarom vrouwen niet weggaan bij gewelddadige partners. De vraag is waarom we een samenleving hebben gecreëerd waarin mannen denken dat ze het recht hebben om hen tegen te houden.