Terwijl het Israëlische leger Gaza herschapen heeft tot een landschap van ruïnes, lijken velen hun morele kompas te verliezen. Wie zich uitspreekt tegen de massale vernietiging, tegen het doden van kinderen, tegen het belegeren van ziekenhuizen en het uithongeren van een bevolking, wordt steeds vaker weggezet als “pro-Hamas” of, in het ergste geval, als antisemiet. Maar deze beschuldiging is niet alleen vals, ze is gevaarlijk, en het wordt tijd dat we haar openlijk weerspreken.
De genocide in Gaza is geen abstract debat meer, maar een zichtbare realiteit: tienduizenden doden, onder wie een groot aantal kinderen, burgers die onder het puin vandaan worden gehaald, ziekenhuizen die zonder stroom opereren en honger wordt ingezet als wapen. De beelden zijn onthutsend, de cijfers ondraaglijk, en toch wordt de morele verontwaardiging hierover verdacht gemaakt.
Een valse tegenstelling
De kern van het probleem is een dodelijk simplistische framing: alsof je óf Israël steunt, óf Hamas. Alsof je óf aan de kant van de beschaving staat, óf aan die van extremisme. Maar wie zo redeneert, dwingt mensen tot een valse keuze. Die polariserende logica laat geen ruimte voor het universele principe dat burgers niet massaal uitgeroeid mogen worden, door niemand, in geen enkel conflict, en onder geen enkel voorwendsel.
Deze framing verlamt het debat en creëert een klimaat waarin solidariteit met Palestijnse burgers gelijk wordt gesteld aan sympathie voor terreur. Dat is niet alleen intellectueel oneerlijk, het is ook moreel pervers, want als je verzet tegen genocide in diskrediet brengt, maak je van het recht op leven iets voorwaardelijks.
Kritiek op Israël is geen antisemitisme
De beschuldiging van antisemitisme komt snel, soms zelfs automatisch, zodra Israëlische politiek bekritiseerd wordt. Dat is begrijpelijk gezien het diepe trauma van de Holocaust en de eeuwenlange vervolging van Joden in Europa, maar het is ook een gevaarlijke verwarring van termen. Antisemitisme is haat tegen Joden als groep. Kritiek op Israël, een staat met een leger, een regering en een bezettingspolitiek, is iets fundamenteel anders.
Sterker nog: door alle kritiek op Israël als antisemitisch weg te zetten, wordt het daadwerkelijke antisemitisme juist gebagatelliseerd. Het wordt een politiek instrument, in plaats van een serieuze bedreiging die afzonderlijk moet worden aangepakt. Daarmee snijden we onszelf in de vingers, want echte antisemitische uitingen, die er helaas ook zijn, verdienen ondubbelzinnige afkeuring, en niet het verwateren van de term.
Hamas is geen vrijbrief voor collectieve vergelding
Hamas pleegde op 7 oktober een bloedige aanval waarbij honderden Israëlische burgers omkwamen. Dat was een gruweldaad en verdient scherpe veroordeling. Maar de respons die daarop volgde, namelijk een maandenlange militaire campagne die tienduizenden Palestijnen het leven kostte, kan niet gerechtvaardigd worden door dat ene moment. Internationaal recht verbiedt collectieve bestraffing, en met reden.
Wie tegen dat geweld protesteert, kiest niet voor Hamas. Integendeel: wie werkelijk tegen extremisme is, moet ook tegen de voedingsbodem ervan zijn, en die wordt juist groter door de uitzichtloze situatie waarin Palestijnen decennialang verkeren. Onderdrukking is geen remedie tegen terrorisme. Het is zijn voedingsbodem.
Dehumanisering als politieke strategie
Een kind in Gaza is geen menselijk schild. Een ziekenhuis is geen militaire basis. Een vluchtelingenkamp is geen legitiem doelwit. Toch worden deze narratieven herhaald door woordvoerders, politici en opiniemakers om het geweld te rechtvaardigen. Het doel is helder: het menselijke gezicht van de slachtoffers uitwissen. Ze moeten eerst “iets anders” worden voordat ze massaal uitgeroeid kunnen worden. Dat is de essentie van dehumanisering en dat is precies wat we zien gebeuren.
Wie zich daartegen verzet, kiest niet voor de verkeerde kant van de geschiedenis. Integendeel: het zijn juist deze stemmen die een geweten vertegenwoordigen in een tijd van collectieve ontmenselijking.
Twee waarheden
Het is mogelijk, en noodzakelijk, om twee waarheden naast elkaar te erkennen: dat Joden recht hebben op veiligheid én dat Palestijnen recht hebben op leven. Dat antisemitisme een reëel gevaar is én dat Israël zich schuldig maakt aan oorlogsmisdaden. Dat Hamas een terreurorganisatie is én dat de Gazanen geen menselijk schild zijn maar mensen.
Die dubbele waarheid vereist morele volwassenheid. En juist die ontbreekt vaak in het publieke debat, waarin complexiteit verdacht is gemaakt. Wie nuance aanbrengt, wordt al snel als “onbetrouwbaar” bestempeld, maar nuance is geen zwakte. Het is een teken van menselijkheid in tijden waarin die onder druk staat.
De morele opdracht van onze tijd
De beelden uit Gaza blijven ons achtervolgen. De lichamen van kinderen, de hongersnood en de ruïnes van eens levendige wijken. De vraag is: wie had de moed om op te staan? Wie durfde de beschuldigingen van antisemitisme en terrorisme-sympathie te trotseren en te blijven herhalen wat eigenlijk vanzelfsprekend zou moeten zijn: dat geen enkele staat het recht heeft om duizenden kinderen te doden, dat mensenrechten niet selectief zijn, en dat je tegen genocide kunt zijn zonder ook maar enige sympathie te voelen voor geweld.
De geschiedenis leert ons dat zwijgen bij massaal onrecht altijd verkeerd uitpakt. Laten we dus helder zijn: tegen genocide zijn, is geen steun aan Hamas. Het is steun aan het mens-zijn.