Koppen als ‘rechtszaak tegen zaaddonor die honderden kinderen verwekte’, ‘laborant doneert eigen sperma’ en ‘donorkind heeft 60 halfbroers- en zussen’ domineren steeds vaker het nieuws. Met de huidige wetenschap en kennis komt er steeds meer aan het licht, zo ook de malafide praktijken rondom donoren die veel vaker voor bleken te komen dan gedacht. Heel soms met medeweten van de ouders, maar in de meeste gevallen hadden zij geen enkel idee. Zo dachten zij dat hun kind door bijvoorbeeld ivf was verwerkt, maar niets bleek minder waar. Met de huidige wet- en regelgeving verandert er wel steeds meer, maar vergis je niet. Nog steeds zijn deze verhalen actueel. Nu we tegenwoordig met een paar simpele stappen ons eigen DNA kunnen testen, duiken deze verhalen meer en meer op. Mensen die er per ongeluk achter komen dat ze zijn ontstaan uit deze praktijken zijn niet meer op een paar handen te tellen. Toch is het voor de meeste mensen nog steeds een ver-van-je-bed-show en iets wat voorkomt in een documentaire op bijvoorbeeld Netflix of NPO. Dat geldt niet voor Niels*. Hij kwam erachter dat hij door middel van een donor op de wereld is gezet. Hij is nummer 24, zoals hij zelf zegt, en hij heeft tot nu toe 4 halfbroers en 19 halfzussen.

Niels had er geen idee van dat hij door middel van een donor is ontstaan. Hij heeft jarenlang in de overtuiging geleefd dat zijn ouders ook echt zijn biologische ouders waren.
“Ik ben er ongeveer anderhalf jaar geleden achter gekomen dat ik een donor als verwekker heb. Mijn ouders hebben het mij verteld toen ik 33 jaar was, geen gebruikelijke leeftijd om zoiets te horen te krijgen. Ze hadden zich voorgenomen om het mij te vertellen zodra ik 18 jaar werd, maar hebben dat uiteindelijk toch niet gedaan. Ik ben er door een samenloop van omstandigheden achter gekomen. Dat kwam mede door een tante die er van wist en vond dat ik recht had op de waarheid. Anders had ik het nog steeds niet geweten.
Mijn ouders wisten het zelf ook niet, in die zin dat ze nooit een DNA test hebben uitgevoerd. Toen ik geboren werd, bestonden deze tests namelijk nog niet. Ze wisten wel dat de kans aanwezig was.
Het kwam niet als een bom bij mij binnen. Na het nieuws overheerste in eerste instantie de onzekerheid of mijn vader wel of niet mijn biologische vader was. Daarom landde het nieuws niet snel bij mij, het kwam niet echt binnen. Dat gebeurde pas later in het proces. Maar ik was en ben nog steeds blij dat mijn ouders het mij alsnog verteld hebben.”

Niels krijgt de vraag of hij een DNA-test wil om antwoord te krijgen op de vraag of zijn vader zijn biologische vader is. In eerste instantie twijfelt hij. Zijn vader zal voor hem altijd zijn echte vader blijven. Daar verandert een test niets aan. Toch besluiten ze uiteindelijk om de test te doen, mede omdat zijn vader al die jaren in onzekerheid heeft geleefd en antwoorden wil. Uit de test blijkt dat hij niet zijn biologische vader is. Er komt een nieuwe vraag: wil Niels op zoek naar zijn donorvader?
“Net als het testen van mijn DNA met mijn vader, heb ik ook even getwijfeld of ik op zoek zou gaan naar mijn biologische vader. Uiteindelijk heb ik ervoor gekozen om een zoektocht te starten, aangezien er nu nog een kans zou bestaan dat hij zou leven. Als ik er over bijvoorbeeld een jaar of 20 nog voor zou kiezen, dan was dat hoogstwaarschijnlijk niet het geval geweest.”
Niels komt bij de Stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting (SDKB) terecht. Sinds 2004 worden de gegevens van sperma-, eicel- en embryodonoren landelijk geregistreerd. SDKB beheert deze gegevens en verstrekt deze op verzoek aan het donorkind, ouders of huisarts.
“Het verloop van mijn zoektocht is bijzonder te noemen. Mijn moeder heeft namelijk in eerste instantie aangegeven dat de donorbehandeling in een ziekenhuis had plaatsgevonden. Via de stichting kwam ik er al vrij snel achter dat dit niet het geval was. Er bleken verwijzingen te zijn naar een kliniek in Barendrecht, genaamd MC Bijdorp. Ik was toen nog niet bekend met de kliniek of op de hoogte van de misstanden omtrent de kliniek.”

De inmiddels overleden vruchtbaarheidsdokter Jan Karbaat werkte van 1980 tot 2009 in ivf-kliniek MC Bijdorp in Barendrecht, waar hij vermoedelijk vele tientallen donorkinderen verwekte. Voor Niels rees, na meer gelezen te hebben over deze praktijk, meteen de vraag op of hij ook een afstammeling was van Karbaat.
“Ik werd verwezen naar het Fiom, een instantie die onder andere de KID-DNA Databank in Nederland beheert. Donoren en donorkinderen kunnen zich daar inschrijven en je DNA wordt dan opgenomen in de databank. Hierdoor kan een match ontstaan. Ook de beschikbare dossiers die nog wel aanwezig waren bij MC Bijdorp zijn daar ondergebracht. Dat was lang niet altijd het geval. Via het Fiom is er toen een match met een donorprofiel ontstaan. Dat betekent dat er geen donorvader bekend is, maar dat er wel een match is met één of meerdere donorkinderen. Ik bleek geen afstammeling van Karbaat, maar ik bleek wel ineens een grote familie te hebben, bestaande uit 4 halfbroers en 19 halfzussen. Via het Fiom kon ik begeleiding krijgen om ze te ontmoeten, maar daar heb ik geen gebruik van gemaakt. Ik heb zelf het initiatief genomen. Deze groep werkt namelijk met één contactpersoon, één van mijn halfzussen, zodat niet iedereen steeds individueel ingelicht wordt als er weer een match is. Na wederzijds akkoord voor het uitwisselen van informatie, kreeg ik haar telefoonnummer en heb ik haar gebeld.”

Van enig kind naar ineens een grote familie, dat moet toch iets met je doen.
“Ondanks de rollercoaster waar ik ineens in zat, heb ik mij niet overweldigd gevoeld. Vroeger wilde ik altijd al een broer en/of zus, daarom heb ik voornamelijk blijdschap gevoeld. En gek genoeg is de grootte van de groep, gezien het feit dat we bij MC Bijdorp vandaan komen, nog aan de kleine kant te noemen.
Ik vind het aan de ene kant jammer dat ik ze nu pas ontmoet heb, en niet jaren eerder, maar het geluk dat ik ze heb gevonden overheerst. In principe spreken we elke maand af, maar je bent wel vrij om wel of niet te komen. Dat kan variëren van bij iemand thuis afspreken of samen iets ondernemen. Zo hebben we inmiddels wel een traditie: de Escape room, iets waar we allemaal enorm fanatiek in zijn. Daarnaast is een groot deel van de groep fan van de Efteling, daar gaat een deel dan ook elk jaar naartoe. En een deel van de groep houdt van kerstshoppen. Ik niet, dus die skip ik, maar verder ga ik graag mee. Het is altijd gezellig en ik voelde me vrijwel meteen thuis bij mijn gevonden familie. Het was een warm bad waar ik in terecht kwam.”

Ondanks het vinden van zijn broers en zussen, is het nog steeds niet duidelijk wie hun donorvader is.
“Aan de ene kant ben ik wel benieuwd wie hij is. Voornamelijk omdat ik benieuwd ben naar zijn reden of motivatie voor de donatie. Aan de andere kant heb ik al zoveel broers en zussen gekregen! Op basis van onze overeenkomsten in zowel uiterlijk als innerlijk, kunnen we een redelijke inschatting maken hoe hij ongeveer zou zijn. Het is namelijk frappant hoeveel we in sommige opzichten gemeen hebben, zowel uiterlijk als innerlijk.
Mijn leven zou dan ook niet minder waard zijn als ik mijn donorvader nooit zou ontmoeten. Zo heb ik ook geen behoefte om de arts te spreken die hier verantwoordelijk voor is. Ondanks dat hij dingen heeft gedaan die niet door de beugel kunnen, waaronder het misbruik van vrouwen, heb ik wel mijn leven aan hem te danken. Dat laatste geldt ook voor mijn donorvader. Zonder zijn donatie, met welke reden hij dat ook gedaan heeft, zou ik niet bestaan.”

Veel van de dossiers uit die tijd zijn verloren gegaan. Ik vroeg Niels of hij het een goede ontwikkeling vindt dat het donor zijn nu aan zoveel wetten en regels dient te voldoen.
“Zeker, maar nog steeds komt er geregeld in het nieuws dat het ergens fout gaat. Dit zijn niet alleen gevallen uit het verleden. Daarnaast blijken de klinieken onderling niet te communiceren, met als gevolg dat het nog steeds mogelijk is om meer dan de wettelijk toegestane hoeveelheid donaties te doen. Helaas gebeuren dat soort dingen nu nog steeds, niet alleen toen.
Ik heb er zelf niet zoveel negatieve gevoelens van ondervonden, in de zin dat ik mijn donorvader iets verwijt. Veel donoren weten het zelf ook niet. Echter zijn er genoeg redenen waarom dit soort praktijken ethisch niet door de beugel kunnen.
Zo werd er vroeger tegen ouders gezegd dat ze het beter geheim konden houden, voor iedereen, dus ook het kind. Dit geldt ook voor mijn ouders en heeft mogelijk bijgedragen aan het feit waarom ik het zo laat te weten ben gekomen.
Ik vind het kwalijk omdat kinderen te allen tijde het recht hebben om te weten waar ze vandaan komen. Al snap ik het ergens ook wel, vanuit de tijdgeest van toen.
DNA onderzoek bestond toen ook nog niet, dus was er geen mogelijkheid om er achter te komen. ‘Wat niet weet, wat niet deert,’ was toen de gedachte.”

De band met zijn ouders is door alles veranderd.
“Nu, anderhalf jaar later, kan ik wel zeggen dat de relatie met mijn moeder minder goed is geworden. Dat heeft een aantal redenen, maar voornamelijk omdat zij dingen heeft verteld omtrent de behandelingen die niet kloppen. Daar heb ik best wel moeite mee.
Ze heeft uiteindelijk ook toegegeven dat ze het niet heeft willen vertellen omdat ze bang was om mij kwijt te raken. Maar ik weet het nu, dus snap ik niet dat er nog steeds zaken verborgen worden gehouden. Zo houdt ze (nog steeds) vol dat de behandeling nooit bij MC Bijdorp heeft plaatsgevonden, ondanks dat inmiddels bekend is dat dat wel is gebeurd. Sterker nog, de bewijzen zijn er, zwart op wit. Waarom dan nog ontkennen?
Maar het ergste vind ik dat mijn vader in het verleden heeft aangegeven uit te willen zoeken of ik van hem was of van een donorvader, en dat mijn moeder dat toen tegengehouden heeft. Door haar heeft mijn vader 33 jaar lang in twijfel en onzekerheid geleefd.
En dat is iets wat ik moeilijk kan vergeven en vergeten. Met mijn vader ben ik door dit alles wel wat hechter geworden, daar ben ik dan wel weer blij mee. Het heeft ons juist meer tot elkaar gebracht.”

Iedereen moet toegang hebben tot zijn of haar afstammingsgegevens, aldus het Fiom. Daarom heeft Fiom in 2010 samen met het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis de Fiom KID-DNA Databank opgezet. Zowel spermadonoren, eiceldonoren als donorkinderen kunnen zich inschrijven en hun DNA-profiel in de Fiom KID-DNA Databank laten opnemen. Door middel van het vergelijken van DNA-profielen kan verwantschap worden aangetoond. De Fiom KID-DNA Databank is primair gericht op de verwantschap tussen donor en donorkind(eren). Kijk voor meer informatie op: https://fiom.nl/fiom-kid-dna-databank

* Niels zijn echte naam is bekend bij de redactie.