Het doel van mijn platform is het ontdekken van de verhalen achter de krantenkoppen. Maar tot mijn verbazing bleef het gisteren verdacht stil in de media.
Op 18 mei trok Nederland een rode lijn. In Den Haag kwamen ruim honderdduizend mensen bijeen in een massale, vreedzame demonstratie tegen het Israëlische oorlogsgeweld in Gaza. Het Malieveld kleurde rood met vlaggen, borden, kreten, gezang en mensen die de genocide in Gaza niet langer willen negeren en die zich uitspreken tegen het morele vacuüm waarin de politiek zich al maanden verschuilt.
De boodschap was glashelder: de Nederlandse regering moet een grens trekken. Geen diplomatiek gestamel meer, geen ‘zorgwekkend’-verklaringen die niets betekenen terwijl de doden blijven vallen. Inmiddels zijn meer dan 50.000 Palestijnen omgekomen, het merendeel vrouwen en kinderen. Ziekenhuizen, scholen en vluchtelingenkampen; niets wordt gespaard. Wie dit geen genocide durft te noemen, kijkt weg van de werkelijkheid.
Wat gisteren gebeurde was historisch. Het was de grootste demonstratie in decennia, zowel in omvang als in morele urgentie. Mensen uit alle hoeken van de samenleving lieten een breed gedragen roep om menselijkheid zien en een collectieve weigering om stil te blijven. En toch bleef het stil. Niet op het Malieveld, maar in de media. Terwijl de stations overvol waren met rood gekleurde mensen en de treinen propvol zaten, zwegen zij in alle talen.
En dat terwijl het leefde in Nederland. Want wie er niet bij kon zijn, maar wel zijn steun wilde laten zien, droeg gisteren ook rood. Ik was, door omstandigheden, zelf zo iemand en op straat kwam ik meerdere mensen in het rood tegen. Zelf droeg ik een rode jurk. Daarnaast stroomde social media vol met roodgekleurde mensen.
Wie gisteravond de televisie aanzette of door de grote nieuwssites scrolde, moest met een vergrootglas zoeken naar berichtgeving over de demonstratie. En wat er verscheen, was vaak mager: korte stukjes, obligate koppen en oppervlakkige weergaven. Alsof er niets bijzonders was gebeurd. Alsof het een van de zoveelste actiedagen was die nauwelijks noemenswaardig is.
Overdag was hetzelfde het geval. In de aanloop naar de demonstratie opende ik vol goede moed een aantal nieuwsapps, maar tot mijn verbijstering stond er niet één artikel. Dat kwam pas later, met wat magere berichtgeving en nietszeggende koppen.
Alleen het AD leek wakker, met een liveblog die de gebeurtenis enige waardigheid gaf. De rest van de gevestigde media gaf niet thuis of bracht nauwelijks context. Geen duiding, geen interviews met demonstranten en geen analyse van de politieke implicaties. Alsof men collectief besloten had: dit negeren we liever.
De ironie is schrijnend. Juist journalisten behoren tot de eersten die waarschuwen voor democratische verschraling, voor polarisatie en voor de erosie van feiten. Maar wanneer ruim honderdduizend mensen vreedzaam samenkomen om te protesteren tegen oorlogsmisdaden, weet de journalistiek nauwelijks raad met haar eigen plicht.
De taak van journalistiek is helder. Niet het napraten van machthebbers, maar het controleren ervan. Niet wachten op een Kamerdebat, maar de samenleving zelf serieus nemen. Niet alleen berichten over ‘politieke verdeeldheid’, maar laten zien wat mensen bezighoudt op straat, op pleinen en in hun geweten. Gisteren was hét moment om te laten zien dat media nog snappen wat relevant is. In plaats daarvan keek men weg.
De media dienen ook neutraal te zijn. Deze stilte is niet neutraal. Ze zegt iets over de blinde vlekken van redacties. Over de angst om ‘partijdig’ te lijken zodra het over Israël gaat. Over het ongemak dat toeslaat zodra de macht ter verantwoording wordt geroepen en dan niet door politici, maar door burgers.
Er verscheen wel een artikel over ‘verdeeldheid in de politiek’, terwijl het om maar twee tweets op X ging. Wilders noemde de menigte ‘verward’ en Jetten ging daartegen in. Het was een opmerking die nauwelijks werd bevraagd of gecorrigeerd. Geen enkele hoofdredacteur die zich afvroeg: hoe kan het dat honderdduizend mensen worden weggezet als irrationeel, terwijl zij vreedzaam opkomen voor mensenrechten?
Als journalistiek weigert te luisteren naar de straat, wat blijft er dan over? Gaan we werkelijk accepteren dat genocide geen nieuws is? Dat een mensenmassa in Den Haag minder aandacht krijgt dan de uitspraken van één politicus? Dat protest, tenzij het zich binnen de grenzen van het politieke midden begeeft, automatisch verdacht wordt gemaakt of genegeerd?
Wat gisteren gebeurde, ging niet alleen over Gaza. Het ging over ons. Over hoe wij omgaan met menselijk lijden op afstand. Over hoe media meebewegen met machtsstructuren. Over wiens stem wordt versterkt en wiens stem systematisch wordt genegeerd.
Wie bepaalt wat telt als nieuws? En waarom blijven stemmen van burgers, van mensen met wortels in het Midden-Oosten, van jonge activisten en bezorgde ouders, zo vaak onzichtbaar? Waarom worden zij zelden uitgenodigd in talkshows, zelden geciteerd en zelden erkend als volwaardige gesprekspartners?
De demonstratie van 18 mei was geen incident. Het was een signaal van groeiend maatschappelijk bewustzijn en van verzet tegen onverschilligheid. En van een publieke moraal die zich niet langer laat sussen door vage verklaringen van wereldleiders of de stilte in de redactiekamers.
Wie dat negeert, schrijft geen geschiedenis. Die wist haar.