De vlaggen hangen halfstok. Op straat klinkt alleen nog het geritsel van bladeren, een hoest die snel wordt weggeslikt en een enkele vogel die weigert mee te doen aan de stilte. Nederland houdt de adem in, zoals het dat elk jaar doet. Voor twee minuten stoppen we de tijd, in een poging ons collectief te verbinden met het verleden, of in ieder geval dat gevoel van verbinding op te roepen. Het is een moment waarin we, al is het maar kort, samen stilstaan bij alles wat verloren is.
Toch voelt de stilte dit jaar anders. Minder vanzelfsprekend, meer geladen, alsof de onderhuidse spanning in de samenleving hoorbaar is geworden. Want voor wie zijn we eigenlijk stil? En wie blijft er buiten beeld?
In een tijd waarin oorlog en onrecht niet alleen verre geschiedenis zijn, maar dagelijks nieuws, rijzen steeds meer vragen op over de betekenis van 4 mei. Niet iedereen herkent zich nog in het officiële verhaal. Sommigen zoeken naar alternatieven, anderen keren zich zelfs helemaal af van het ritueel. De dodenherdenking is meer beladen dan ooit.

De belofte van 4 mei: “nooit meer”
De dodenherdenking is ontstaan uit rauw verdriet na de Tweede Wereldoorlog in een poging om betekenis te geven aan een onvoorstelbaar verlies. Miljoenen levens werden verwoest, samenlevingen braken uiteen en de wereld keek te vaak weg terwijl het gebeurde. “Nooit meer,” beloofden we onszelf en 4 mei werd het morele kompas dat ons moest herinneren aan de prijs van vrijheid.
Toch is het ritueel in de loop der tijd veranderd. Wat ooit begon als een daad van rouw en waarschuwing, werd gereguleerd, omlijst en steeds strakker afgebakend. Wie we herdenken, en vooral ook wie niet, ligt vast in protocollen. Terwijl nieuwe oorlogen en genocides hun sporen trekken in de wereldgeschiedenis, blijft de focus op de slachtoffers van één specifiek conflict. Daardoor voelt de herdenking voor sommigen steeds minder universeel en steeds exclusiever.

De opkomst van alternatieve herdenkingen
Juist omdat veel mensen deze beperking voelen, ontstaan er alternatieve vormen van herdenken. Niet als aanval op de oorspronkelijke gedachte, maar als poging om ruimte te maken voor het besef dat geweld en onderdrukking niet zijn gestopt in 1945. Genocides zoals die in Rwanda en Gaza, oorlogen zoals die in Syrië en de duizenden doden in Oekraïne: het zijn maar enkele voorbeelden en hun namen klinken niet door tijdens de officiële herdenkingen, terwijl hun leed even schrijnend is.
De alternatieve herdenkingen draaien niet om nationaliteit of militaire eer, maar om menselijkheid. Slachtoffers zijn slachtoffers, ongeacht hun paspoort of de taal waarin ze schreeuwden om hulp. De vraag die steeds luider klinkt, is dan ook simpel: kunnen we werkelijk herdenken zonder ons open te stellen voor alle slachtoffers van oorlog en geweld, ook die van nu?

Kiezen voor een andere stilte
Voor een kleinere groep gaat die vraag nog verder. Zij kiezen ervoor om helemaal niet meer deel te nemen aan de herdenking. Niet uit onverschilligheid, maar omdat zij zich niet langer kunnen vinden in de manier waarop herinneringen worden geselecteerd en gepresenteerd.
Voor hen symboliseert 4 mei niet alleen eerbetoon aan slachtoffers, maar ook hypocrisie.
Terwijl de vlaggen halfstok hangen en woorden klinken over vrijheid en menselijkheid, sluiten we vluchtelingen op aan de grenzen van Europa. Terwijl we stilstaan bij historische wreedheid, worden andere vormen van onrecht in het heden nauwelijks erkend.
Sommigen dragen bovendien een persoonlijke last, namelijk de sporen van koloniale oorlogen, het vergeten leed van Nederlands-Indië, Suriname en de Antillen. In hun ervaring past hun geschiedenis niet in het keurige narratief van 4 mei. Door niet meer mee te doen, claimen ze hun eigen ruimte voor rouw en erkenning.

Een nieuwe manier van herdenken
De vraag is hoe we verder kunnen, zonder de kern van 4 mei te verliezen. Misschien begint dat met het loslaten van de angst dat herdenken verwatert als het complexer wordt. In werkelijkheid kan het juist nodig zijn om ook de ongemakkelijke verhalen uit het heden te vertellen.
Dat betekent dat we ruimte maken voor alternatieve herdenkingen, iets wat vorig jaar nog werd belemmerd door strengere maatregelen en verdeeldheid.
Het betekent dat we erkennen dat de roep om vrijheid niet alleen iets is van het verleden, maar ook van het heden en dat herdenken geen vastgeroeste ceremonie hoeft te zijn, maar juist een uiting van empathie en verantwoordelijkheid.
Door onze blik te verbreden, maken we 4 mei niet minder waardevol, maar juist meer inclusief en betekenisvol voor iedereen.
Alleen dan wordt de belofte van “nooit meer” geloofwaardig. Niet als een slogan, maar als een werkelijke opdracht.

Het ongemak toelaten
Misschien is dat de moeilijkste les van dit moment. Herdenken zou nooit gemakkelijk moeten zijn. Het is geen geruststellend ritueel waarin we onszelf vleien met mooie woorden, maar een confrontatie met alles wat pijn doet, zowel toen als nu.
De stilte om acht uur is geen comfortabele stilte. Het is de stilte van gemis, van spijt, van een geweten dat nooit helemaal schoon is. Als we werkelijk stil willen staan, moeten we durven luisteren naar alle stemmen die in die stilte proberen door te klinken, ook als ze schuren en wringen.
De vraag blijft voor wie we eigenlijk stil zijn. Het eerlijke antwoord mag nooit zijn dat het alleen geldt voor wie het ons goed uitkomt.
Misschien is dat wel wat herdenken uiteindelijk moet zijn. Niet alleen terugkijken op wat was, maar onszelf elke keer opnieuw afvragen wie we vandaag vergeten. Herdenken vraagt moed. Moed om pijnlijke verhalen toe te laten, om ruimte te maken voor mensen die zich nog steeds ongezien voelen en om eerlijk te zijn over onze eigen plek in het grotere verhaal.
De stilte op 4 mei is geen vanzelfsprekendheid. Het is een uitnodiging om te blijven luisteren, ook als het schuurt. De twee minuten stilte zijn niet het einde van een verhaal, maar het begin van een gesprek dat nooit mag ophouden.